ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0435 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 027/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0435
Datum uitspraak: 15-07-2010
Datum publicatie: 15-07-2010
Zaaknummer(s): 027/2009
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een KNO-arts. Klager heeft uit röntgenfoto's opgemaakt dat zich in een bultje in de kaakholte een palladiumstift en mogelijk nog ander materiaal bevindt, afkomstig van een behandeling van zijn toenmalige tandarts. Dit materiaal is naar zijn mening de oorzaak van de vele ontstekingen en allergische reacties waaraan hij lijdt. Hij kreeg voor dit vermoeden in de medische wereld niet of nauwelijks steun. Dit heeft geleid tot tientallen tuchtrechtelijke en ook civielrechtelijke procedures, zonder voor klager bevredigend resultaat. De medisch manager van het Centrum voor Patiëntveiligheid vraagt in het kader van een pilot 'poli patiëntveiligheid' aan de kaakchirurg of hij de oorzaak van klagers klachten wil onderzoeken. Deze raadpleegt verweerder. Ook die ziet geen aanleiding voor operatief ingrijpen. Volgens klager weigert verweerder op deze manier een medische misser te herstellen en dekt hij zijn collega’s. Klacht als kennelijk ongegrond in raadkamer afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 juli 2010 naar aanleiding van de op 23 februari 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , KNO-arts, werkzaam te D,

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te Leusden,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift met bijlagen ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend met bijlagen. Partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Op 21 januari 2010 heeft de secretaris een mondeling vooronderzoek gehouden. Partijen zijn verschenen, verweerder met zijn gemachtigde. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.

Klager heeft tevens klachten ingediend tegen na te noemen E en F, hierop wordt afzonderlijk in raadkamer beslist.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft vanaf 1985 verschillende ingrepen ondergaan in de kaak-/neusregio in verband met onder meer sinusitisachtige klachten. In 2000 signaleerde klager op een CT-scan uit 1998 een 1 cm hoog bultje in de linkerkaakholte. Uit later onderzoek heeft hij opgemaakt dat zich in het bultje een palladiumstift en mogelijk nog ander materiaal bevindt, afkomstig van een behandeling van zijn toenmalige tandarts. Dit materiaal is naar zijn mening de oorzaak van de vele ontstekingen en allergische reacties waaraan hij lijdt. Hij kreeg voor dit vermoeden in de medische wereld niet of nauwelijks steun. Dit heeft geleid tot tientallen tuchtrechtelijke en ook civielrechtelijke procedures, zonder voor klager bevredigend resultaat. In 2007 kwam hij via Nevemedis, een stichting die opkomt voor slachtoffers van medische missers, terecht bij F, medisch manager van het G van het ziekenhuis. Op diens verzoek heeft de kaakchirurg E klager op 21 februari 2008 onderzocht, in welk kader hij onder meer een OPG liet maken. Hij liet weten (slechts) een apicale afwijking aan de 26 te zien (hetgeen hij met een apexresectie wilde behandelen) en geen palladiumstift. Omdat klager stond op een endoscopische benadering via de neusbijholte, heeft de kaakchirurg verweerder geraadpleegd. De kaakchirurg liet uiteindelijk weten dat ook de KNO-arts niets voor klager kon doen.

Klager heeft een klacht ingediend bij het ziekenhuis, naar aanleiding waarvan op 8 januari 2009 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen klager en verweerder, E en F in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris. F heeft nog toegezegd te zullen bezien of hij een KNO-arts van elders voor klager kon vinden.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -samengevat en zakelijk weergegeven- dat hij een foute diagnose heeft gesteld, hierover verkeerde informatie geeft en ten onrechte weigert hem endoscopisch te opereren aan een bobbeltje in de kaak. Op deze manier weigert verweerder een medische misser te herstellen en dekt hij zijn collega’s.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat E hem heeft geconsulteerd zonder de naam van klager te noemen en zonder dat er een behandelrelatie met klager is geweest. Primair beroept hij zich op niet-ontvankelijkheid van klager. Subsidiair stelt hij dat het bultje waarschijnlijk een litteken is en dat een zevende operatie niets zou helpen.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Hoewel er geen behandelrelatie tussen partijen is ontstaan, heeft verweerder in het kader van een collegiaal consult de gezondheidstoestand van klager beoordeeld. Dit brengt mee dat verweerder zich heeft beziggehouden met de aan klager te verlenen individuele gezondheidszorg en dat klager dus ontvankelijk is in zijn klacht hierover. Het feit dat verweerder klagers naam niet wist kan hieraan niet afdoen.

5.2

Het college wijst er vervolgens op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Mèt verweerder, en de tientallen tot nu toe door klager benaderde specialisten, kan het college uit het door klager overgelegde (foto)materiaal niet opmaken dat zich in de linkerkaakholte van klager een bultje bevindt, althans niet een met het door klager genoemde materiaal (palladium zou zeer goed te zien zijn op een foto), dat door verweerder zou moeten worden verwijderd. Het standpunt van verweerder dat een volgende operatie niets zou opleveren, is alleszins verdedigbaar. Hiermee ontvalt de basis aan het klachtencomplex van klager, zodat zijn klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. P.P.G. van Benthem en J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.