ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0393 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 250/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0393
Datum uitspraak: 24-06-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): 250/2009
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts. Beoordeling einde wachttijd in het kader van de WIA door verweerder. Klachten: vervalsing officiële documenten, belediging, bedreiging van het leven van klager, veroorzaking van spanning bij klager en verspilling collectieve middelen. Klacht wordt als kennelijk ongegrond in raadkamer afgewezen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 juni 2010 naar aanleiding van de op 16 oktober 2010 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verzekeringsarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.C. Arora-Nubé, als jurist verbonden aan het UWV te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift met bijlagen ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Bij klager is 20 à 30 jaar geleden hepatitis C gediagnosticeerd en hem is 10 à 15 jaar terug een motorongeval overkomen. Hij is doorgaans wel werkzaam geweest, het laatst als blokkenzetter gedurende 40 uur per week, bij welke werkzaamheden hij op 19 juni 2007 is uitgevallen wegens rugklachten en psychische klachten wegens ondervonden pesterijen van collega’s.

Verweerder, werkzaam bij het UWV, heeft een beoordeling einde wachttijd in het kader van de WIA uitgevoerd met betrekking tot klager. Hij heeft klager op 2 april 2009 en, omdat deze toen te laat was, op 28 april 2009 nogmaals gezien op het spreekuur. Op 28 april 2009 heeft hij een verzekeringsgeneeskundige rapportage uitgebracht en een medisch onderzoeksverslag opgesteld. De conclusie van verweerder was dat er duurzaam benutbare mogelijkheden waren conform de beschouwing en de functionele mogelijkheden lijst (FML).

Na een arbeidskundige beoordeling is klager < 35% arbeidsongeschikt bevonden en is hem daarom een WIA-uitkering geweigerd. Klager heeft bezwaar aangetekend. De bezwaarverzekeringsarts heeft een toename van de beperkingen geconstateerd na de datum in geding.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -naar het college begrijpt en zakelijk weergegeven-:

- dat hij officiële documenten heeft vervalst;

- dat hij klager heeft beledigd/niet met respect heeft behandeld;

- dat hij het leven van klager heeft bedreigd;

- dat hij collectieve middelen verspilt;

- dat hij spanning bij klager veroorzaakt.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij de documenten die klager bij zich had heeft gelezen en in het dossier heeft gevoegd. Hij kan zich niet herinneren dat klager een CD-rom bij zich had, uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts blijkt ook niet dat klager die aldaar heeft ingebracht. Verweerder meent dat hij klager respectvol heeft benaderd. Van het eerste spreekuurcontact was nog maar een half uur over toen klager (te laat) arriveerde, hetgeen mede gelet op taalproblemen te kort bleek, waarna het tweede contact als laatste spreekuur is ingepland om voldoende tijd te hebben. Van bedreiging van het leven van klager is geen sprake. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage geen onregelmatigheden gezien en heeft vermeld dat hieruit blijkt dat klager adequaat is onderzocht en dat de rapportage consistent, volledig, transparant en reproduceerbaar is. Het enkele feit dat een nieuw onderzoek op het bezwaar nodig was betekent nog niet dat verweerder overheidsgeld heeft verspild. Tot slot voert verweerder aan dat spanning in dit soort situaties niet altijd te vermijden is.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Voorts dienen bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen volgens vaste jurisprudentie de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

- het advies zet op een inzichtelijke en consistente wijze uiteen op welke gronden de  

 conclusie van het advies steunt;

- in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de

   feiten, omstandigheden en bevindingen van het advies;

- de gronden kunnen de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen;

- de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.

5.3

Niet is gebleken dat de rapportage van verweerder bovenstaande toets der kritiek niet kan doorstaan. De door verweerder overgelegde medische informatie met zijn commentaar voeren niet tot een ander oordeel. Er is, buiten de tegenstrijdige zienswijzen van klager en verweerder, geen objectief houvast om tot de conclusie te kunnen komen dat verweerder klager niet respectvol zou hebben bejegend. De door hem geschetste gang van zaken, door klager niet weersproken, dat hij een tweede spreekuurcontact met de mogelijkheid van uitloop had gepland omdat de tijd bij het eerste spreekuurcontact te kort bleek, duidt geenszins op respectloos optreden jegens klager of het niet serieus nemen van zijn verhaal. De conclusie dat verweerder (onnodig) spanning bij klager heeft veroorzaakt vindt geen steun in de overgelegde stukken. Dat geldt zeker ook voor het verwijt dat klagers leven is bedreigd door verweerders rapportage. Ten slotte geldt dat evenmin tot het oordeel kan worden gekomen dat verweerder gemeenschapsgeld heeft verspild, nog daargelaten de vraag of klager belang heeft bij die klacht in een procedure als de onderhavige.

5.4

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond is en dus moet worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en E.H. The-van Leeuwen en dr. A.N.H. Weel, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.