ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0389 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 190/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0389
Datum uitspraak: 24-06-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): 190/2009
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager is bekend met een alcoholprobleem en is gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij heeft verlof en wordt geacht zich weer te melden, maar doet dat niet. Verweerder wordt in de waarneming gebeld, eerst door een buurvouw en dan door klager zelf. Verweerder belt met de kliniek en verneemt dan dat klager net is bezocht door een verpleegkundige. Op basis hiervan adviseert hij klager telefonisch om zich te melden bij de kliniek en biedt hij aan een ambulance te bellen. Klager weigert. Klacht, inhoudende dat verweerder medische zorg heeft onthouden, wordt als kennelijk ongegrond in raadkamer afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 juni 2010 naar aanleiding van de op 19 augustus 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift en een aanvulling hierop ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek. Op verzoek van de secretaris is het huisartsenjournaal met betrekking tot klager ingezonden.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Het overgelegde huisartsenjournaal maakt vanaf 2005 melding van alcoholmisbruik, braken en diarree, levercirrose, depressiviteit, valpartijen thuis en zelfverwaarlozing ondanks thuiszorg. De eigen huisarts is nauw betrokken bij de thuissituatie van klager en heeft regelmatig contact met de psychiatrische kliniek. Vanaf januari 2009 is klager met een voorlopige machtiging gedwongen opgenomen. Na enige tijd krijgt hij periodiek verlof om thuis te verblijven, waarna hij zich telkens weer moet melden bij de kliniek. In juni 2009 is er verschillende keren contact geweest tussen de eigen huisarts en klager. Op 24 juni 2009 meldt de kliniek waar klager is opgenomen aan de eigen huisarts dat klager niet is teruggekeerd van verlof. De huisarts meldt dat zij vorige week nog bij hem is geweest en dat er toen geen bijzonderheden waren, klager zal bezocht worden door een verpleegkundige van de kliniek en men gaat ervan uit dat hij wel zal terugkomen. Op 26 juni 2009 wordt verweerder in de waarneming gebeld door een buurvrouw dat klager, volgens verweerders aantekeningen in het journaal, op de bank ligt, veel water drinkt en niet of nauwelijks in staat is te lopen. Verweerder pleegt overleg met de kliniek en noteert dat er net een verpleegkundige langs is geweest, dat er geen gevaarscriterium is en dat klager nu zelf geen opname wil. Afgesproken wordt af te wachten en bij problemen de crisisdienst in te schakelen. Later die dag belt klager zelf met verweerder. Hij wil een pijnsteller. Verweerder adviseert hem met een taxi of ambulance naar de instelling te gaan, klager weigert.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij zijn toezegging om langs te komen omdat klager al een week last had van braken en diarree niet is nagekomen, geweigerd heeft te komen en hem dus medische zorg heeft onthouden.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan  dat hij niet heeft toegezegd langs te zullen komen, dat hij geen mogelijkheden had om klager zo op te lappen dat hij verantwoord thuis zou kunnen blijven en dat hij hem dringend heeft verzocht terug te gaan naar de kliniek met het aanbod een ambulance te bellen om klager naar de kliniek te vervoeren.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Nu het medisch dossier geen melding maakt van een belofte van verweerder om een visite af te zullen leggen, is het op dit punt het woord van klager tegen dat van verweerder. Nu er geen reden is aan het één meer geloof te hechten dan aan het ander, kan niet als voldoende vaststaand worden aangenomen dat verweerder heeft toegezegd een visite te zullen afleggen. Er gold een voorlopige machtiging om klager te laten verplegen in de kliniek en het beleid van de eigen huisarts was ook daarop gericht. Vanuit de kliniek werd medische zorg aan klager verleend. De regie daarover was dus mede bij de kliniek komen te liggen. Het college kan zich er dus in vinden dat verweerder eerst contact heeft opgenomen met de kliniek en dat hij, afgaande op de informatie van de verpleegkundige die net bij klager was geweest, heeft geoordeeld dat er geen urgente situatie was en er voor hem op dat moment geen taak was weggelegd. Toen klager zelf belde heeft verweerder, nog steeds op basis van de hem recent verstrekte informatie van de verpleegkundige en uitgaande van het beleid van de eigen huisarts en van de kliniek, kunnen oordelen dat het beter was klager te bewegen om weer naar de kliniek te gaan. Daar was medische zorg voorhanden, maar klager heeft dat zelf afgewezen. Verweerder heeft nog aangeboden vervoer via een ambulance te regelen.

Er kan dus niet geconcludeerd worden dat verweerder aan klager medische zorg heeft onthouden.

5.3

De klacht moet dus als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en M.D. Klein Leugemors en G.W.A. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.