ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0384 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 180/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0384
Datum uitspraak: 17-06-2010
Datum publicatie: 17-06-2010
Zaaknummer(s): 180/2009
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Verweerder is door de bezwaarverzekeringsarts van het UWV gevraagd om een expertise. Door zich uit te laten over de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zonder zich daarbij nadrukkelijk te beperken tot die onderdelen die tot zijn vakgebied horen, heeft verweerder niet gehandeld overeenkomstig de voor hem geldende richtlijn. Klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 juni 2010 naar aanleiding van de op 12 augustus 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. E.W. Stals, advocaat te Enschede,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. M.H.M. Mook, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te Leusden,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend, voorzien van bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend met een bijlage. Partijen hebben vervolgens gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 23 april 2010, waar klager en verweerder, beiden bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft sinds 1983 een WAO-uitkering. Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van klager teruggebracht van 80-100% naar 15-25% en zijn WAO-uitkering dienovereenkomstig verlaagd. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De bezwaarverzekeringsarts heeft, oordelend dat psychiatrische expertise noodzakelijk was, aan verweerder gevraagd om deze expertise te verrichten. De vraagstelling luidde, zakelijk weergeven :

(1)   wat de bevindingen van verweerder waren,

(2)   of hij zich kon vinden in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en

(3)   of hij klager zag functioneren in een arbeidssetting.

Verweerder heeft klager op 11 maart 2009 onderzocht en op 1 april 2009 een psychiatrisch rapport opgesteld. Op de hem gestelde vragen heeft verweerder voor zover hier van belang en  zakelijk weergegeven, onder meer geantwoord dat hij zich kon vinden in de laatst opgestelde FML en dat klager met de juiste begeleiding in staat geacht moet worden weer aan het arbeidsproces deel te nemen. Voorts heeft verweerder in zijn rapport kritische kanttekeningen geplaatst bij een aantal eerdere rapportages.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij, volgens de geldende richtlijnen en jurisprudentie ten onrechte:

a. zich heeft uitgelaten over zaken die niet op zijn vakgebied liggen;

b. antwoorden heeft gegeven die onvoldoende gemotiveerd zijn en niet op zijn vakgebied

    liggen;

c. uitlatingen heeft gedaan, naar het college begrijpt over eerdere rapporten, die buiten de

   vraagstelling en/of zijn vakgebied liggen.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij zich door de vraagstelling inderdaad heeft laten verleiden om ook iets te zeggen over de arbeidsgeschiktheid en de FML. Hij heeft inmiddels contact opgenomen met de bezwaarverzekeringsarts opdat deze in het vervolg zijn vraagstelling zal aanpassen. Zijn uitlatingen over eerdere rapportages zijn bedoeld om te komen tot een gedegen rapportage. Verweerder is bereid zijn rapportage aan te passen en onduidelijkheden te verhelderen.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Voorts dienen bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen volgens vaste jurisprudentie de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

- het advies zet op een inzichtelijke en consistente wijze uiteen op welke gronden de conclusie van het advies steunt;

- in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het advies;

- de gronden kunnen de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen;

- de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.

5.3

De eerste twee klachtonderdelen  zullen gelet op hun onderlinge samenhang gezamenlijk worden beoordeeld.

Verweerder heeft zich in zijn rapportage uitgelaten over de FML. De FML geeft evenwel een overzicht van mogelijkheden of beperkingen op onderdelen die voor een deel buiten het vakgebied van de psychiatrie liggen. Uit de richtlijn Psychiatrische rapportage blijkt duidelijk dat een psychiater zich niet mag uitlaten op terreinen die niet tot professionele competenties behoren, waarbij overigens in die richtlijn, anders dan de gemachtigde van klager - in alinea 9 van zijn klaagschrift - heeft geschreven,  niet de ‘integrale beoordeling van een FML’ als voorbeeld in de richtlijn is opgenomen. Verweerder heeft door (desgevraagd) een oordeel te geven over de (integrale) FML, zonder zich daarbij nadrukkelijk te beperken tot die onderdelen die wel tot zijn vakgebied horen, niet gehandeld overeenkomstig de voor hem geldende richtlijn. Dit klachtonderdeel dient derhalve gegrond te worden verklaard.

5.4

Voor zover deze klachtonderdelen zijn gericht tegen het oordeel dat verweerder heeft gegeven met betrekking tot de vraag of hij ‘klager ziet functioneren in een arbeidsetting’, wordt de klacht ongegrond verklaard. Verweerder heeft in zijn rapportage, anders dan klager er kennelijk in leest, geen oordeel gegeven over de vraag of klager al dan niet arbeidsgeschikt is. Verweerder heeft niet meer en niet minder gesteld dan dat klager in beginsel kan deelnemen aan het arbeidsproces, oftewel dat niet (vanwege ziekte of gebrek) iedere deelname aan het arbeidsproces (in het algemeen) geacht moet worden onmogelijk te zijn. Die vraag wordt vaker door verzekeringsartsen gesteld en de wijze waarop verweerder die vraag heeft beantwoord is niet in strijd met de genoemde richtlijn en/of de eisen die aan een deskundigenrapportage worden gesteld. Het college wijst in dit verband nog op rubriek 4.2 van de eerder genoemde richtlijn, waarin aan het slot juist is bepaald dat de keurend psychiater “globaal (kan) beschrijven op welke manier de geconstateerde beperkingen gevolgen kunnen hebben voor sociale rollen, zoals de arbeidsrol.”

5.5

Met betrekking tot het derde klachtonderdeel wordt als volgt overwogen. Nu verweerder tot een ander oordeel kwam dan twee eerdere deskundigen (zenuwarts en psychiater) in 1982 en 1995 waren gekomen, heeft verweerder zijn oordeel, door te verwijzen naar die eerdere rapporten alsmede zijn visie daarop te geven, kunnen en mogen onderbouwen. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de omstandigheden van klager toen anders waren en ook de regelgeving anders was. Verweerder heeft daarmee niet in strijd met geldende richtlijnen of rechtspraak (ongevraagd) een oordeel gegeven over zaken die in het kader van de rapportage niet van belang waren dan wel niet op zijn vakgebied liggen. Deze klacht zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Iets genuanceerder ligt dit wat de keuring in 2002 betreft. De rapportage van een verzekeringsarts ziet in zijn algemeenheid op een integrale beoordeling en niet ‘enkel’ op de beoordeling van psychiatrische aspecten. Als verweerder zich daarbij niet zou hebben beperkt tot de psychiatrische aspecten, zou hij zijn professionele competenties te buiten zijn gegaan. Verweerder heeft echter wat die keuring betreft (slechts) aangegeven dat hem de onderbouwing van de arbeidsongeschiktheid niet helder is. Nu de inhoud van het keuringsrapport zelf niet bekend is, kan het college niet tot het oordeel komen dat verweerder bij deze op zichzelf beperkte en terughoudende kanttekening buiten zijn vakgebied is getreden. Ook in zoverre is de klacht dus ongegrond.

5.6

Nu de klacht deels gegrond is zal het college verweerder een maatregel opleggen. Een waarschuwing wordt door het college, alle omstandigheden in aanmerking genomen, passend geacht. Daarbij wijst het college erop dat dit ingevolge de Memorie van Toelichting, kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76 een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

6.      DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.


Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. A.L. Smit, lid-jurist, en

S. de Jong, E.H. The-van Leeuwen en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Rijkers-van den Akker, secretaris, en uitgesproken in het

openbaar op 17 juni 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.