ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0381 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 075/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0381
Datum uitspraak: 17-06-2010
Datum publicatie: 17-06-2010
Zaaknummer(s): 075/2009
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klaagster was verwezen naar verweerder. Zij had een uigebreide voorgeschiedenis. Verweerder wil alleen een behandelrelatie aangaan als klaagster ook psychiatrische hulp zoekt. Klaagster weigert dit. Het college overweegt dat het wel lang heeft geduurd voordat verweerder het dossier van klaagster -in de onderhavige procedure- heeft overgelegd, maar dat dit gelet op het geheel van de omstandigheden, waaronder het feit dat van een daadwerkelijke behandeling geen sprake is geweest en verweerder de indruk kon krijgen dat het klaagster ging om het ziekenhuisdossier, te ver gaat verweerder met betrekking tot deze ongelukkige gang van zaken een verwijt te maken. De klacht is ook voor het overige kennelijk ongegrond. Volgt afwijzing.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 juni 2010 naar aanleiding van de op 10 april 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door de heer C te B,

k l a a g s t e r

- t e g e n -

D , tandarts, werkzaam te E,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend en een aanvullend klaagschrift voorzien van bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend voorzien van een bijlage. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd, de repliek met een bijlage. Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 10 mei 2010. Hiervan is proces-verbaal gemaakt.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Verweerder is als tandarts verbonden aan het F in het G te E en is daarnaast als tandarts werkzaam in tandartsenpraktijk H te E.

Klaagster was door een kaakchirurg uit I verwezen naar verweerder. Bij verweerder hebben twee consulten plaatsgevonden. Deze consulten vonden plaats in tandartsenpraktijk H. Het eerste consult was op 10 juni 2006 en duurde 90 minuten. Verweerder noteert: “verwezen door kaakchirurg I. Zeer uitgebreid consult. Patiënte op vele adressen bekend, laat spoor achter.”

Het tweede consult vindt plaats op 19 juni 2006. Verweerder noteert: “Vooraf het dossier F te E bestudeerd. Vandaag telefonisch contact met huisarts gehad. Volstrekte afwezigheid van ziekte-inzicht. Accoord met ‘conditioneel’ behandelrelatie aangaan., d.w.z.: geen tandheelkundige hulp zonder psychiatrische hulp. Patiënte hiermee geconfronteerd, zij reageert door de ‘klaarzittende’ echtgenoot op te halen, die mij de les zou lezen… Patiënte is weggegaan zonder een behandelrelatie te willen aangaan.”

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

  1. Weigering afschrift medisch dossier te verstrekken;
  2. Onheuse behandeling, grievende uitlatingen en trachten te stigmatiseren;
  3. Weigering ongedaan maken beweringen;
  4. Dat hij niet klip en klaar heeft aangegeven dat hij niet als tandarts van het G werkte, waardoor onduidelijk is wat het dossier van verweerder is. Verweerder had ook het

dossier van G in moeten brengen in de tuchtprocedure.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij inderdaad niet tijdig gevolg heeft gegeven aan het verzoek van klaagster om een afschrift van haar dossier. Van een weigering was echter geen sprake. 

Verder blijkt uit de door verweerder ingediende stukken dat hij zich op het standpunt stelt dat hij ten opzichte van klaagster niet verwijtbaar heeft gehandeld. 

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster heeft verweerder op 2 september 2008 om een afschrift van haar dossier verzocht. Verweerder heeft aan dat verzoek pas gehoor gegeven in september 2009. Hij heeft een afschrift van het dossier als bijlage bij zijn verweerschrift in deze procedure gevoegd.

Het spreekt voor zich, verweerder erkent dat ook impliciet, dat het beter was geweest als verweerder eerder aan het verzoek om een afschrift van het dossier gehoor had gegeven. Gelet echter op het geheel van de omstandigheden, waarbij met name het feit dat van daadwerkelijke behandeling geen sprake is geweest en verweerder de indruk kon krijgen dat het klaagster ging om haar dossier bij het G (waarover hieronder meer), alsmede het feit dat verweerder thans een afschrift van zijn eigen, summiere dossier heeft overgelegd, gaat het te ver verweerder met betrekking tot deze ongelukkige gang van zaken een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Blijkens het proces-verbaal van het vooronderzoek is klaagster van oordeel dat verweerder ook het tandheelkundig dossier van klaagster uit het G had moeten overleggen.

Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij was doorverwezen naar verweerder in zijn hoedanigheid van tandarts verbonden aan het F van het G.

Hoe dit ook zij, vast staat (en niet is gebleken dat klaagster daar bezwaar tegen heeft gemaakt) dat de consulten van klaagster bij verweerder hebben plaatsgevonden in zijn praktijk H. Als bijlage bij de repliek heeft klaagster een brief van 19 maart 2009 overgelegd met het verzoek om afschriften van het medisch dossier gericht aan verweerder op dat praktijkadres. Dat verweerder op dat verzoek niet het dossier van het G van klaagster heeft overgelegd is hem niet te verwijten. Verweerder is immers geen houder van dat dossier. Dat is het G. Een verzoek om een afschrift van dat dossier dient aan het G te worden gericht.

5.3

Ook overigens is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake geweest.

Verweerder heeft in een eerste consult 90 minuten met klaagster gesproken. Het siert verweerder dat hij zich, voordat hij aan een eventuele behandeling van klaagster begon, zich heeft verdiept in het dossier van klaagster bij het F van het G, waar klaagster onder behandeling was geweest, en contact heeft gehad met de huisarts van klaagster.

Dat verweerder klaagster in het tweede consult dat 30 minuten duurde, heeft aangegeven dat hij haar slechts in behandeling wilde nemen indien zij ook hulp zou zoeken voor niet-somatische aspecten van haar problemen acht het college goed verdedigbaar. Het tweede en het derde klachtonderdeel slagen daarom niet.

5.4

Het college is dan ook van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in de zorg die hij als tandarts ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten en dat de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, R. Rowel en R. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.