ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0252 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 034/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0252
Datum uitspraak: 29-04-2010
Datum publicatie: 29-04-2010
Zaaknummer(s): 034/2009
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige, werkzaam als groepsleider bij een GGZ-instelling. Rechtbank en gerechtshof hebben verweerder veroordeeld wegens ontucht met twee patiëntes en mensenhandel met betrekking tot één van hen. Naast vier jaar gevangenisstraf heeft hij een verbod gekregen om gedurende 7 jaar in de zorg werkzaam te zijn. Verweerder is met vroegpensioen gegaan en heeft zich, na de indiening van de tuchtklacht door zijn voormalige werkgeefster, laten uitschrijven uit het BIG-register. Het tuchtcollege ontzegt verweerder het recht om zich weer in het BIG-register in te schrijven.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 29 april 2010 naar aanleiding van de op 5 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen en na doorzending bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , gevestigd te B, vertegenwoordigd door

C, psychiater en lid van de Raad van Bestuur, en D, psychiater en geneesheer-directeur,

bijgestaan door mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden,

k l a a g s t e r

-tegen-

E , verpleegkundige, werkzaam te F,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend met bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 13 maart 2010, alwaar namens klaagster haar voornoemde geneesheer-directeur is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, ondanks behoorlijke oproeping aan het adres van de penitentiaire inrichting waar hij had aangegeven te verblijven en vervolgens na ambtshalve ingewonnen inlichtingen bij deze inrichting aan zijn huisadres, niet ter zitting verschenen. In een brief van 22 november 2009 heeft hij uitgelegd waarom hij geen gevolg zou geven aan de uitnodiging om ter zitting te verschijnen. Klaagster heeft voorafgaand aan de zitting nog een stuk ingezonden.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder een strafvonnis van de rechtbank B d.d. 10 februari 2009 (LJN: BH2373) en een arrest van het gerechtshof B van 6 oktober 2009 (LJN: BJ9385), alsmede het verhandelde ter zitting dient -voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht- van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is de GGZ-instelling in de regio F. Verweerder was als verpleegkundige en groepsleider van november 1996 tot 1 januari 2008 in dienst bij de A. Verweerder is na een klacht van een familielid van een cliënte medio januari 2008 op non-actief gesteld door de A. Verweerder is met ingang van 1 januari 2008 met vroegpensioen gegaan.

Verweerder is bij bovengenoemd vonnis door de rechtbank B strafrechtelijk veroordeeld wegens het plegen van ontucht met twee vrouwelijke cliënten van de A in de periode van 1998 - 2008 en van 2000 - 2007. Deze ontucht bestond volgens het bewezenverklaarde, naast allerlei seksuele handelingen waaronder seksuele gemeenschap, uit het maken van foto’s en video-opnames van deze cliënten. Hem werd wegens meermalen gepleegde ontucht met cliënten die aan zijn zorg waren toevertrouwd, behalve een gevangenisstraf van twee jaar voor de periode van zeven jaar het recht ontzegd om het ambt of beroep van zorg- of hulpverlener in de gezondheidszorg dan wel maatschappelijke zorg te bekleden. Verweerder werd vrijgesproken van de hem tevens ten laste gelegde mensenhandel.

Bij voornoemd arrest heeft het gerechtshof, na door de officier van justitie ingesteld hoger beroep van de gedeeltelijke vrijspraak, de telastegelegde mensenhandel alsnog bewezen geacht. Het gerechtshof heeft onder meer overwogen dat het slachtoffer een beneden gemiddelde intelligentie en afhankelijke persoonlijkheid had en haar eigen financiële belangen niet kon behartigen. Verweerder had haar bij zich in huis genomen en een schriftelijke overeenkomst met haar gesloten waarin zij beloofde precies te doen wat verweerder van haar verlangde en blindelings zijn opdrachten uit te voeren. Verweerder ontving bedragen uit haar persoonsgebonden budget, zij verrichtte huishoudelijke taken, de bestaande seksuele relatie tussen beiden werd voortgezet en bovendien organiseerde verweerder tegen betaling op verschillende tijdstippen seksuele contacten tussen het slachtoffer en een andere man en een vrouw, waarvan ook video- en foto-opnames werden gemaakt. Het gerechtshof heeft aan de eerder door de rechtbank opgelegde straf een gevangenisstraf van 2 jaar toegevoegd. Verweerder heeft van dit arrest beroep in cassatie aangetekend en is inmiddels weer op vrije voeten.  

Bij brief van 16 september 2009 heeft verweerder het BIG-register verzocht zijn inschrijving in het BIG-register “ongedaan te maken”. Verweerder is, naar aan het college ambtshalve is gebleken, op 30 september 2009 uitgeschreven uit het BIG-register.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende:

-         ernstige schending van het vertrouwen in de verpleegkundige stand door grensoverschrijdende gedragingen;

-         handelen in strijd met het protocol binnen de A, namelijk de ‘Nota Grensoverschrijdend Gedrag van Medewerkers ten opzichte van cliënten’.

Daarbij heeft de A toegelicht dat zij belang heeft bij het indienen van de klacht.

Verweerder stond ten tijde van het gewraakte handelen alsmede gedurende de tuchtrechtelijke procedure in het BIG-register ingeschreven als verpleegkundige. Hoewel verweerder met pensioen is gegaan en aangegeven heeft zich niet te laten herregisteren, zou het op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) en het Besluit houdende periodieke registratie mogelijk zijn dat verweerder zich laat herregistreren wanneer hij voldoet aan de criteria van werkervaring en/of scholing.

Daarnaast kan verweerder, indien hij geen gebruik maakt van herregistratie, wel gebruik maken van de toevoeging ‘niet praktiserend’ aan zijn titel. Dit geldt volgens de nota van toelichting bij het genoemde Besluit niet voor personen van wie de registratie uit het BIG-register is verwijderd omdat hij is geschorst op grond van een tucht- of strafrechtelijke maatregel. Omdat de strafrechtelijke maatregel slechts tijdelijk is opgelegd verzoekt de A op grond van artikel 80 van de Wet BIG doorhaling van de inschrijving in het register. Ter zitting heeft de A, voor het geval verweerder inmiddels op eigen verzoek mocht zijn uitgeschreven, hieraan het verzoek toegevoegd om hem het recht om zich wederom in te schrijven te ontzeggen. De A heeft verder toegelicht dat zij er ook buiten deze casus belang bij heeft dat naar al haar medewerkers het signaal uitgaat dat grensoverschrijdend gedrag nimmer is toegestaan en dat zij er alles aan doet om dat tegen te gaan.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij met ingang van 1 januari 2008 met pensioen is gegaan en nooit meer werkzaam zal zijn als verpleegkundige.

Hij heeft er geen enkel belang bij langer in het BIG-register ingeschreven te staan en zal ook geen gebruik maken van de mogelijkheid van herregistratie. Verweerder heeft het RIBIZ daarom schriftelijk verzocht tot doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register. Verweerder wijst tevens op de rechterlijke uitspraak van 10 februari 2009 waarin is bepaald dat hij zijn verpleegkundig beroep niet meer mag uitoefenen. Verweerder vindt het ongepast dat de A nogmaals op de stoel van de rechter wil gaan zitten.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Klaagster is klachtgerechtigd en verweerder is onderworpen aan tuchtrechtspraak, nu verweerder ten tijde van het hem verweten handelen bij haar werkzaam was en toen als verpleegkundige was ingeschreven in het BIG-register. Hetgeen verweerder daartegen heeft ingebracht staat hieraan niet in de weg.

5.2

Op basis van beide bovengenoemde strafrechtelijke uitspraken staat het feitelijk handelen zoals in die uitspraken uitgebreid omschreven in voldoende mate vast. De omstandigheid dat verweerder cassatieberoep heeft aangetekend maakt dit niet anders. Gelet op de overwegingen van de rechtbank en het gerechtshof zal hierbij immers de vraag voorliggen of uit het strafdossier kan worden geconcludeerd dat er sprake was van onvrijwilligheid van het slachtoffer en dus van mensenhandel in strafrechtelijke zin, maar dat doet aan het daaraan ten grondslag liggende feitencomplex niet af.

5.3

Het handelen van verweerder is, het behoeft welhaast geen nader betoog, in strijd te achten met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet BIG had behoren te betrachten. De klacht is dus gegrond. Het ging om kwetsbare cliënten. Verweerder had als groepsleider een verantwoordelijke positie. Verweerder heeft door zijn handelwijze het vertrouwen dat cliënten en hun familieleden in hem hadden in grove mate geschonden. Gelet op de ernst van zijn gedragingen en de maatschappelijke onrust daarover is hierdoor niet alleen het vertrouwen in hemzelf geschonden, maar ook het vertrouwen in de door de A te leveren zorg en de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen. Hierbij past slechts de zwaarste maatregel, te weten een doorhaling. Verweerders registratie is echter al doorgehaald. Gelet op het vrijwillige karakter hiervan zou verweerder zich evenwel op elk moment, totdat in de toekomst de herregistratiebepalingen hieraan mogelijk een einde maken, weer kunnen laten registreren als verpleegkundige. Gelet hierop en om te onderstrepen dat grensoverschrijdend gedrag (ook) in het tuchtrecht niet wordt geaccepteerd (het college citeert andermaal met instemming de titel van het IGZ-bulletin, februari 1998: “Het mag niet, het mag nooit”) zal op de voet van artikel 48, derde lid van de Wet BIG aan verweerder het recht op herinschrijving worden ontzegd.

6.      DE BESLISSING

Het college ontzegt verweerder het recht om wederom in het register te worden ingeschreven!

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. J.C.J. Dute, lid-jurist, A.H.G. Buurman, J. van der Sluis en C.H.G. Ketels, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.