ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0185 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 134/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0185
Datum uitspraak: 25-03-2010
Datum publicatie: 25-03-2010
Zaaknummer(s): 134/2009
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klager is het niet eens met factuur. Verweerder geeft desgevraagd geen uitleg over factuur. Klacht gegrond. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 25 maart 2010 naar aanleiding van de op 3 februari 2009 bij het Tuchtcollege Eindhoven en door deze naar dit college doorgezonden klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend met bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Klager heeft vervolgens gerepliceerd met bijlagen. Verweerder heeft via zijn echtgenote telefonisch laten weten dat hij vanwege ziekte niet in staat is om een dupliek in te dienen. Hij liet weten zijn verweerschrift te handhaven en af te zien van de mogelijkheid om in het mondeling vooronderzoek te worden gehoord. Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 17 september 2009. Klager is hierbij verschenen en verweerder is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Van het mondeling vooronderzoek is proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 5 oktober 2009 is dit proces-verbaal naar verweerder verzonden. Daarbij is verweerder verzocht om een afschrift van het complete tandheelkundige dossier te overleggen. Aan dit verzoek heeft verweerder geen gehoor gegeven. Bij brief van 12 oktober 2009 heeft verweerder laten weten dat, gelet op zijn woonplaats, de zaak door het college te Eindhoven dient te worden behandeld en dat hij verder niet meer inhoudelijk wenst te reageren.

Bij aangetekende brief van 16 oktober 2009 heeft de secretaris meegedeeld dat, gelet op de BIG-registratie die gekoppeld is aan de Gemeentelijk Basis Administratie, er vooralsnog van dient te worden uitgegaan dat verweerder woonachting is in de provincie D en dat de zaak door het Zwolse college verder behandeld wordt.

Bij brief van 26 januari 2010 heeft verweerder laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de zitting omdat hij denkt dat zijn veiligheid niet kan worden gegarandeerd. Hij legt daarbij een oproep van de rechtbank te E over waarbij is aangekondigd dat klager is gedagvaard om op 20 januari 2010 voor de politierechter te verschijnen.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 5 februari 2010, alwaar alleen klager is verschenen.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is werkzaam in een praktijk met meerdere filialen waar ook een tandtechnieker werkzaam is. In juni/juli 2008 is door de tandtechnieker een onder- en bovenprothese gemaakt in het kader van een actie waarbij werd bekendgemaakt dat het de patiënt niets zou kosten. Klager kende deze tandtechnieker want deze had ook klagers oude gebit gemaakt. Klager ontvangt van zijn zorgverzekeraar in november 2008 een kostenoverzicht. Van de totale kosten ad € 1.171,-  vergoedt de verzekeraar € 874,24. Klager dient dan zelf € 292,76 te betalen. Klager heeft dit bedrag eind december betaald.

Op 5 januari 2009 ontvangt klager via bureau F een nota van verweerder. De nota bedraagt € 2.603,90 en bevat de reeds door de verzekeraar vergoede verrichtingen ad € 1.171,- zodat van klager € 1.432,90 wordt gevorderd. Op deze nota staan onder meer implantaten en klikmagneten die klager niet heeft.

Klager neemt telefonisch contact op met bureau F. Hij geeft aan dat de rekening niet klopt en dat hij niet gaat betalen. Ze moeten de rekening maar terugsturen naar verweerder.

Klager is vervolgens naar de praktijk van verweerder gegaan om opheldering te vragen.

Omdat klager, na een verzoek daartoe, de praktijk niet wilde verlaten heeft verweerder de politie gebeld. Klager heeft buiten met een politieman gesproken, terwijl een andere agent binnen het verhaal ging aanhoren.

Toen klager enkele dagen later eenzelfde rekening kreeg is hij weer naar de praktijk in B gegaan. Verweerder bleek niet aanwezig. Klager is daarop naar een andere praktijk gegaan waar verweerder één dag in de week werkzaam is. Hij werd te woord gestaan door een medewerkster die hem beloofde de onterechte rekening ongedaan te maken. Vervolgens is

€ 292,76 overgemaakt naar klager namens de tandtechnieker. De rekening van verweerder heeft klager niet betaald en hij heeft daar ook niets meer over gehoord.

Klager is door de politierechter veroordeeld wegens smaad tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 200,-.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het indienen van te grote of dubbele rekeningen om zichzelf te verrijken. Ook heeft verweerder niet goed gehandeld toen klager opheldering kwam vragen over de rekening. Verweerder heeft niet gezegd dat de rekening onjuist was en ook niet dat hij het zou uitzoeken.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder heeft, als boven aangegeven, gesteld dat het college te Eindhoven bevoegd is. Verweerder voert voorts -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen verwijt treft.

Per abuis is aan het eind van 2008 een behandelplan dat in de computer stond doorgevoerd van een behandeling die nog niet had plaats gevonden maar was geadviseerd. Bij het ontdekken hiervan is de rekening direct teruggedraaid. Klager noch zijn verzekeraar heeft dan ook kosten gemaakt of betaald. Klager heeft na het ontvangen van de foutieve rekening meerdere keren verweerder en zijn personeel bedreigd waarop aangifte is gedaan bij de politie.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Ten aanzien van de vraag welk college bevoegd is, wordt het volgende overwogen. Verweerders woonplaats is volgens het BIG-register gelegen in D, het rechtsgebied van het onderhavige tuchtcollege. De beheerder van het BIG-register heeft te kennen gegeven dat dit register is gekoppeld aan de Gemeentelijke Basis Administratie. In beginsel moet derhalve worden uitgegaan van de juistheid van de in het BIG-register vastgelegde woonplaats. Dit zou anders zijn als verweerder aannemelijk had gemaakt dat hij in werkelijkheid ergens anders zou wonen. Dat heeft hij echter niet gedaan. In eerste instantie heeft hij zijn werkelijke woonplaats niet willen noemen, in tweede instantie heeft hij -toen klager een woonadres van verweerder noemde- geen bewijs van inschrijving laten zien waaruit zou zijn af te leiden dat de aanname dat het BIG-register op juiste gegevens berust onterecht is. Zelfs een begin van onderbouwing dat de vermelding van verweerders woonplaats in het BIG-register onjuist is ontbreekt. Tegen deze achtergrond ziet het college geen aanleiding zich onbevoegd te achten en de behandeling van de zaak terug te verwijzen naar Eindhoven.

5.2

Het college wijst er voor de inhoudelijke beoordeling allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Het klachtonderdeel dat ziet op het versturen van te grote of dubbele rekeningen kan naar het oordeel van het college niet slagen. Verweerder heeft immers erkend dat er een fout is gemaakt en klager heeft de rekening niet hoeven betalen. Het college is van oordeel dat een dergelijke fout kan voorkomen en dat dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Wel baart het het college zorgen dat verweerder kennelijk rekeningen verstuurt voor patiënten die hij nooit heeft gezien, al was het maar voor een intake ten behoeve van een beoordeling van de (on)mogelijkheden van een kunstgebit, terwijl hij kennelijk ook geen zicht heeft op de rekeningen die in zijn naam worden verzonden.

5.4

Klager beklaagt zich ook over de wijze waarop verweerder hem tegemoet is getreden toen hij om opheldering over de rekening verzocht. In de stukken en ook ter zitting heeft klager uiteengezet hoe dit naar zijn mening is verlopen. Klager stelt dat hij naar de praktijk van verweerder is gegaan. Hij heeft daar uiteindelijk verweerder gesproken en gezegd dat hij wilde dat verweerder de rekening ongedaan maakte. Verweerder zou daarop hebben geantwoord dat hij zich niet bemoeide met rekeningen en dat hij daar niet over ging. Klager heeft vervolgens de rekening en bijbehorende stukken aan verweerder gegeven die wegging om deze te kopiëren. Klager heeft lang gewacht maar kreeg verweerder niet meer te spreken. Hij heeft toen zijn stem verheven en gezegd waar het op stond. Onder meer dat hij de gang van zaken crimineel vond. Verweerder heeft vervolgens de politie gebeld.

Toen klager enkele dagen later weer dezelfde rekening kreeg is hij verweerder weer gaan opzoeken. Hij heeft verweerder niet gesproken maar werd te woord gestaan door een medewerkster die hem beloofde de rekening ongedaan te maken. Verweerder heeft in zijn verweer ermee volstaan aan te geven dat klager hem en zijn personeel meerdere keren heeft bedreigd. Hij heeft dit niet nader geadstrueerd. Hij heeft afgezien van dupliek en is ook niet verschenen bij het mondeling vooronderzoek, noch ter zitting.

De gedragsregels voor tandartsen schrijven in artikel 27 voor dat een tandarts, indien een patiënt daarom verzoekt, zijn declaratie toelicht. Ook zonder die regel heeft dat overigens te gelden tussen een tandarts en de patiënt. Klager heeft hier nadrukkelijk om verzocht maar uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat verweerder aan dit verzoek heeft voldaan. Nu verweerder klagers lezing van het verhaal niet heeft betwist, anders dan te stellen dat klager hem en zijn personeel heeft bedreigd, is er niets dat het college houvast geeft om tot het oordeel te komen dat verweerder juist gehandeld heeft toen klager om opheldering van de nota verzocht. Het college moet dan ook tot het oordeel komen dat de klacht op dit punt gegrond is.

5.5

Bij de vaststelling van de maatregel die op deze gegrondverklaring moet volgen, overweegt het college allereerst dat verweerder niet eerder een geslaagde klacht tegen zich heeft gehad. Voorts is het weliswaar zo dat de gang van zaken vragen oproept over de praktijkvoering van verweerder en over de wijze waarop hij met een klacht omgaat, maar zou het -juist vanwege het feit dat er vragen zijn en geen antwoorden- onterecht zijn om die omstandigheden bij de bepaling van de zwaarte van de maatregel te laten meewegen. Derhalve wordt volstaan met een waarschuwing. 

6.      DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder!

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. J.C.J. Dute, lid-jurist, en

R. Rowel, J. Dam en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.