ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0037 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 165/2008

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0037
Datum uitspraak: 28-01-2010
Datum publicatie: 28-01-2010
Zaaknummer(s): 165/2008
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Betreft: keuring in kaderbeoordeling arbeidsongeschiktheid/WAO door verzekeringsgeneeskundige UWV. Verweerder ten tijde van het spreekuurcontact niet de beschikking over de volledige informatie aangaande klager en heeft geen lichamelijk onderzoek heeft (kunnen) verrichten. Nu verweerder zijn rapport en FML meer dan een half jaar later heeft opgemaakt, had verweerder niet kunnen volstaan met het gebruik maken van zijn eventuele werkaantekeningen en zijn geheugen. Verweerder had klager opnieuw moeten oproepen voor nader onderzoek.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 28 januari 2010 naar aanleiding van de op 18 juli 2008 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r ,

-tegen-

C , arts (verzekeringsgeneeskundige), werkzaam te D,

bijgestaan door mr. drs. J.M.W.M. Franken, advocaat te Amsterdam,

v e r w e e r d e r .

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1

Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vervolgens gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

1.2

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 11 december 2009, waar klager in persoon is verschenen en verweerder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.1

Klager ontvangt sinds 1982, in verband met ernstige hoofdpijn, later ontstane rugpijn en pijn in de benen, een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.

2.2

In het kader van een herkeuring in 2002 is klager (aanvankelijk) bij besluit van 5 november 2002 100% arbeidsgeschikt - in het kader van de WAO - verklaard. Na een daartoe door klager ingediend bezwaarschrift heeft een herbeoordeling plaatsgevonden, welke heeft geleid tot het besluit van het UWV van 17 februari 2004 waarbij klager alsnog voor 80-100% arbeidsongeschikt werd verklaard en derhalve een maximale uitkering ingevolge de WAO kreeg toegekend.

2.3

In april 2007 is klager opnieuw opgeroepen voor een herkeuring in het kader van de WAO. Klager werd gekeurd door verweerder, werkzaam bij het UWV in D. Klager, voormalig militair, is door een medewerker van de medische afdeling van defensie in E naar D gebracht.

2.4

Verweerder heeft - in verband met de toestand van klager - geen lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Verweerder beschikte in verband met een storing in het computersysteem ten tijde van het spreekuur niet over de gegevens van klager. 

2.5

In vervolg op het spreekuurcontact heeft - zo is ter zitting gebleken- het UWV op verzoek van de arbeidsdeskundige een onderzoek naar de dagelijkse activiteiten van klager uitgevoerd omdat de arbeidsdeskundige twijfelde aan de oprechtheid van zijn gepresenteerde beperkingen en gestelde bedlegerigheid. Bij dat onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat klager zich anders gedroeg en een ander activiteitenprogramma had dan hij bij verweerder had verklaard. Klager is van dit uitgevoerde onderzoek nimmer (eerder dan in het kader van de onderhavige zitting) op de hoogte gesteld.

2.6

In oktober 2007 had klager in vervolg op het spreekuurcontact bij verweerder nog geen bericht ontvangen van het UWV ter zake van de herbeoordeling. Klager‘s advocaat heeft toen voor hem bij het UWV geïnformeerd. In november 2007 ontving klager de voorlopige aanzegging dat de WAO-uitkering met ingang van december 2007 geheel zou worden ingetrokken en klager volledig arbeidsgeschikt werd geacht.

2.7

Klager heeft ook tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Dat heeft er toe geleid dat klager vervolgens alsnog in het kader van de herbeoordeling volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Hangende de bezwaarprocedure is na verder medisch onderzoek gebleken dat klager een zeldzame tumor in het ruggenmergkanaal (een spinaalstenose door een lipsomatose in twee gebieden) had, welke zijn klachten verklaarden. Klager is daaraan in Duistland geopereerd.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat verweerder het onderzoek door hem uitgevoerd in het kader van een herkeuring voor de WAO in april 2007 niet zorgvuldig heeft vastgelegd, en vervolgens zes maanden later alsnog een verslag heeft opgemaakt waarbij verweerder (gemakshalve) de gegevens van een uitgevoerd onderzoek in 2002 heeft overgenomen.

In 2008 is na onderzoek door de artsen F en G uit H komen vast te staan dat klager een lipomatose in het ruggenmergkanaal had. Deze diagnose is bevestigd door I en J, beiden werkzaam in K. Daar is klager ook geopereerd.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij het onderzoek en de rapportage zorgvuldig heeft uitgevoerd en heeft gerapporteerd naar aanleiding van bestudering van de FML 2002 en 2004, de daarbij behorende rapportages en in onderlinge samenhang beschouwd met zijn bevindingen tijdens het spreekuur. Er waren wel redenen om af te wijken van de FML 2004. Verweerder vond met name dat beperkingen op het mentale vlak in 2004 wel erg ‘ruimhartig’ waren gesteld.

Verweerder was wel onder de indruk van de door klager gepresenteerde klachten maar heeft nooit tegen klager gezegd dat zijn 80-100% uitkering wel gehandhaafd zou blijven.

Het verschil in uitkomst van de herbeoordeling ten opzichte van de uitkomst van de bezwaarprocedure in 2004 is ontstaan doordat de arbeidsdeskundige in 2007 aan de hand van de FML tot een ander oordeel is gekomen dan in 2004. Dat kan mogelijk verklaard worden doordat inmiddels een ander Schattingsbesluit van toepassing was op grond waarvan andere/meerdere functies bij bepaalde beperkingen toch als passende arbeid konden worden geduid. Dat kan verweerder niet worden aangerekend. Hij heeft geen invloed op de persoon van de arbeidsdeskundige en de wijze waarop de arbeidsdeskundige tot zijn ‘schatting’ komt. De bezwaarverzekeringsarts is in de bezwaarprocedure in 2008 tot een ander oordeel gekomen doordat er toen nieuwe feiten en omstandigheden bekend waren dan die bekend waren ten tijde van de keuring door verweerder. Ook dat kan verweerder niet worden aangerekend. Van enig klachtwaardig handelen is geen sprake geweest.

Verweerder concludeert dan ook tot afwijzing van de klacht.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder had ten tijde van het spreekuurcontact niet de beschikking over de volledige informatie aangaande klager. Verweerder zegt werkaantekeningen te hebben gemaakt en die in oktober 2007 bij het opstellen van de FML te hebben gebruikt, doch die werkaantekeningen zijn niet in het dossier aangetroffen en verweerder heeft desgevraagd verklaard dat die waarschijnlijk niet meer aanwezig zijn. Wat daar ook van zij, vast staat dat verweerder geen enkel onderzoek heeft verricht omdat dat naar zijn oordeel op dat moment niet kon, gelet op de toestand waarin klager zich bevond. Nu verweerder ten tijde van het spreekuur in april 2007 geen beschikking had over het dossier, geen lichamelijk onderzoek heeft (kunnen) verricht(en), er een zogenoemd fraude-onderzoek (naar het feitelijk gedrag van klager) is uitgevoerd waar geen bijzonderheden uit naar voren kwamen en verweerder zijn rapport en FML (mede door dat onderzoek) meer dan een half jaar later heeft opgemaakt, had verweerder niet kunnen volstaan met het gebruik maken van zijn eventuele werkaantekeningen en zijn geheugen. Verweerder had klager opnieuw moeten oproepen voor nader onderzoek. Door dat na te laten heeft verweerder in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem als keuringsarts verwacht mocht worden. Dat het UWV, in het kader van de herbeoordeling een tweede of volgend spreekuurcontact verbood, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard doet aan de eigen verantwoordelijkheid van verweerder als hiervoor beschreven niet af.

Overigens heeft het college geen aanwijzingen dat verweerder min of meer ‘klakkeloos’ een oud rapport en/ of FML uit 2002 heeft overgenomen, zoals klager is gesteld.

5.3

Ten overvloede overweegt het college dat indien en voor zover de arbeidsdeskundige ten onrechte, op grond van het door verweerder opgemaakte verzekeringsgeneeskundige rapport en de FML, functies heeft geduid en tot een volledige arbeidsgeschiktverklaring van klager is gekomen, zulks niet aan verweerder kan worden tegengeworpen.

5.4

Nu de klacht gegrond wordt verklaard zal het college een maatregel opleggen. Er zijn geen gronden af te wijken van de gebruikelijke, lichtste maatregel, de waarschuwing.


6.      DE BESLISSING

Het college:

Waarschuwt verweerder !

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, dr. A.N.H. Weel en S. Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Rijkers-van den Akker, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.