ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0036 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 129/2008

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0036
Datum uitspraak: 28-01-2010
Datum publicatie: 28-01-2010
Zaaknummer(s): 129/2008
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Betreft: klacht tegen bedrijfsarts bij arbeidsongeschiktheid: verweerder heeft zonder voorafgaande toestemming van klager medische informatie opgevraagd bij zijn behandelend psychiater. Relevante regelgeving is 'Code gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en reïntegratie' van de KNMG. Hierin staat voorgeschreven dat een bedrijfsarts uitsluitend met een schriftelijke machtiging van de patiënt inlichtingen kan inwinnen bij de curatieve sector. Mondelinge toestemming c.q. een notitie in de decursus volstaat derhalve niet. Gegrond. Waarschuwing.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 28 januari 2010 naar aanleiding van de op 19 juni 2008 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift voorzien van bijlagen ingediend, aangevuld met brieven van 25 juni 2008, 16 juli 2008 en 8 augustus 2008. Verweerder heeft een verweerschrift voorzien van bijlagen ingediend. Klager heeft vervolgens gerepliceerd. Verweerder heeft schriftelijk bericht bij zijn eerder gevoerde verweer te blijven en verder af te zien van dupliek. Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 11 december 2009, waar alleen verweerder is verschenen.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is in november 2002 arbeidsongeschikt geraakt. In het kader van de verzuimbegeleiding is klager door verweerder, die als bedrijfsarts was verbonden aan G te D, op diens spreekuur gezien op 28 februari 2003, 20 juni 2003 en op 11 juli 2003. Naar aanleiding van het laatstgenoemde contact met klager heeft verweerder informatie over klager ingewonnen bij diens behandelend psychiater in opleiding E in het F te B. In de decursus gedateerd 11 juli 2003 heeft verweerder – voor zover hier van belang - genoteerd:

"Nader overleg met psychiater E (F) heeft plaatsgevonden met toestemming betrokkene."

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat verweerder in tegenstelling tot wat in de decursus van 11 juli 2003 staat vermeld, zonder voorafgaande toestemming van klager medische informatie heeft opgevraagd bij zijn behandelend psychiater in opleiding E.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij weliswaar geen schriftelijke toestemming aan klager heeft gevraagd en verkregen, maar wel mondelinge, nu dat uit de decursus van 11 juli 2003 blijkt. Van onjuist of onzorgvuldig handelen is geen sprake geweest. Verweerder heeft uit zorgvuldigheid de informatie opgevraagd. 


5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Om de klacht te kunnen beoordelen is onderzocht of en zo ja in welke vorm, verweerder toestemming van klager moest vragen voor het inwinnen van medische informatie over hem.

5.3

Relevante regelgeving is de 'Code gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en reïntegratie' van de KNMG. Hierin staat voorgeschreven dat een bedrijfsarts uitsluitend met een schriftelijke machtiging van de patiënt inlichtingen kan inwinnen bij de curatieve sector. Mondelinge toestemming c.q. een notitie in de decursus volstaat derhalve niet. Voor gegevensuitwisseling bestaat zelfs een speciaal machtigingsformulier. Dit is al vele jaren gebruikelijke praktijk.

Ter onderbouwing het volgende citaat uit de betreffende code (2007-versie, p. 15/16):

 "De toestemming wordt verleend door middel van het afgeven van een schriftelijke machtiging. Deze machtiging dient aan te geven welke informatie door welke arts in welke functie, aan welke andere arts wordt gevraagd. De patiënt/werknemer tekent de machtiging, samen met de informatievragende arts. De patiënt/werknemer kan desgewenst toestemming geven voor aanvullend overleg en afstemming van inzicht. De patiënt/werknemer dient hiervoor apart toestemming te verlenen. Daarvoor is nodig dat hij geïnformeerd is over de inhoud van de aanvullende communicatie. In de aantekeningen die beide artsen in het dossier maken naar aanleiding van dit overleg - in termen van aandachtspunten en conclusies - zal de patiënt/werknemer op verzoek inzage moeten krijgen.

Het voorgaande betekent dat in een machtiging is opgenomen:

* de context en het doel van de vraag om informatie (behandeling, verzuimbegeleiding, claimbeoordeling, reïntegratieplan);

* de positie van de vragende arts (behandelaar, bedrijfsarts (al dan niet als werknemer van een arbodienst), verzekeringsarts UWV, medisch adviseur verzekeringsmaatschappij); de eigen bevindingen van de vragende arts;

* de aanvullende vragen;

* eventueel afzonderlijke toestemming voor aanvullend overleg en afstemming van inzicht."

5.4

Nu door verweerder is bevestigd dat hij geen schriftelijke toestemming van klager heeft gevraagd voor het inwinnen van de medische informatie bij de behandelaar van klager, moet de klacht gegrond worden verklaard.

5.5.

Ten aanzien van de op te leggen maatregel heeft het college het volgende overwogen.

Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij zich wel bewust is van de noodzaak schriftelijke toestemming te vragen voor het opvragen van medische gegevens, maar het in dit geval kennelijk is vergeten. Verder heeft verweerder volgens zijn zeggen slechts éénmalig contact met de betreffende behandelaar van klager gehad. Ten slotte heeft verweerder verklaard dat hij de bedoeling heeft gehad met het inwinnen van de medische gegevens het belang van klager te dienen.

Het college is daarom van oordeel dat de lichtste maatregel - 'waarschuwing' - recht doet aan verweerders handelen.

6.      DE BESLISSING

Het college:

waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, dr. A.N.H. Weel en S. Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Rijkers-van den Akker, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.