ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0027 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 013/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0027
Datum uitspraak: 14-01-2010
Datum publicatie: 14-01-2010
Zaaknummer(s): 013/2009
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Gemiste greenstick fractuur van de onderarm bij een 2-jarig kind. Zorgvuldig onderzoek. Klacht niet gegrond.    

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 januari 2010 naar aanleiding van de op 6 februari 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r ,

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

gemachtigde mr. M.C. Hoorweg - de Boer, verbonden aan VVAA-Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r .

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend voorzien van een bijlage. Klager heeft vervolgens gerepliceerd en verweerder gedupliceerd.

Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 28 november 2009, waar klager en verweerder in persoon zijn verschenen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

Ter zitting werd klager bijgestaan door zijn neef D die voor hem als tolk optrad.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is de vader en wettelijk vertegenwoordiger van zijn dochter E, geboren op 2 januari 2006, (verder ook ‘patiënte’ te noemen).

Zij is op 9 mei 2008 tijdens het spelen gevallen en heeft daarbij haar rechterarm bezeerd. Klager bezocht diezelfde dag met zijn dochter de praktijk van verweerder.

Verweerder noteerde:

“S gevallen pijn R arm

O pakt potlood en knuffel ook met R arm. Geen pijnreactie rotaties schouder/buigen elleboog/buigen pols. Geen pijnreactie op palpatie clavicula.

E  armpijn R mi niet ernstig

P met uitleg en knuffel aanzien”

Daarop gaan klager en patiënte weer naar huis. Wegens aanhoudende klachten komt klager met patiënte weer op het spreekuur van verweerder op 13 mei 2008. Verweerder noteert dan:

“S nog steeds last

O alle bewegingen vlot geen drukpijn pols

E  minimaal fissuurtje mogelijk

P toch maar aanzien”

Op 2 juni 2009 komt klager wederom met patiënte in de praktijk van verweerder. Zij wordt dan gezien door een waarnemend huisarts.

Deze noteert:

“S komt wederom omdat E armpje re ontziet,

O pols rechts: gda

E pols klacht

P x-pols re dan maar.”

Op de röntgenfoto die werd gemaakt was een greenstickfractuur van de distale radius en ulna te zien. Patiënte heeft voor twee weken gips gekregen om haar arm/pols. De arm is nu goed.

3.      DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij onvoldoende onderzoek naar de arm van patiënte heeft gedaan. Verweerder had moeten zien dat er een hoekstand was van de arm. Hij heeft haar ten onrechte niet direct naar het ziekenhuis doorverwezen. Door dit onzorgvuldig handelen heeft patiënte onnodig lang met pijnklachten rondgelopen.

4.      HET VERWEER

Verweerder heeft vooropgesteld dat hij het betreurt dat hij de juiste diagnose heeft gemist. Verweerder heeft verder aangevoerd dat van onzorgvuldig handelen of onvoldoende onderzoek geen sprake is geweest. Verweerder heeft het onderzoek gedaan zoals dat van hem verwacht mocht worden. Omdat patiënte een potlood en knuffel met haar rechter arm pakte, er geen duidelijk pijnreactie was bij gebruik/onderzoek van schouder en pols en ook de clavicula bij onderzoek geen pijnreactie gaf heeft verweerder geen aanwijzingen gevonden voor een (relevante)fractuur. Van een hoekstand, één van de kenmerken van een breuk, was zeker geen sprake tijdens de consulten bij verweerder. Dat zou verweerder zeker hebben gezien. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdende met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft inderdaad de diagnose greenstickfractuur gemist. Het missen van een diagnose is echter op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het gaat om het antwoord op de vraag of verweerder bij anamnese en lichamelijk onderzoek heeft gehandeld binnen de hierboven weergegeven norm. Daartoe overweegt het college het volgende.

5.3

Verweerder heeft patiënte twee keer gezien. De eerste keer op 9 mei 2008. Zij was die dag bij het spelen gevallen en had haar arm bezeerd. Op grond van de notities in het huisartsenjournaal en de beschrijving van het consult door verweerder ter zitting is het college van oordeel dat verweerder de arm van patiënte zorgvuldig heeft onderzocht. Dat patiënte bij het aanbieden van pen en knuffel haar aangedane arm gebruikte is een belangrijk gegeven omdat kinderen, als er wat aan de hand is, in de regel hun niet-aangedane arm gebruiken.

Ter zitting heeft klager verklaard dat hij met het woord hoekstand bedoelt dat zijn dochter haar arm stijf hield. Van een hoekstand van de fractuur was dus geen sprake.

Het afzien van doorverwijzing naar het ziekenhuis was op dat moment dan ook gerechtvaardigd.

5.4

Vier dagen na dit consult komt klager weer met zijn dochter bij verweerder. Verweerder noteert dan dat patiënte nog steeds last heeft. Verweerder doet nogmaals lichamelijk onderzoek en vindt geen asdrukpijn aan de pols. Verweerder acht een minimaal fissuurtje (barstje) wel mogelijk maar besluit toch maar even aan te zien. Klager heeft ter zitting verklaard dat zijn dochter erg veel last had, ’s-nachts daarvan niet sliep en hij het daar erg moeilijk mee had. Dit is blijkbaar tijdens het consult op 13 mei 2008 verweerder niet duidelijk geworden. Wellicht dat de taalbarrière daar een rol in heeft gespeeld, maar er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verweerder daarvoor een verwijt treft.  

Het was beter geweest bij dit tweede consult, vanwege de klachten, wel een foto te laten maken, los van de wetenschap achteraf dat er  inderdaad sprake was van een greenstickfractuur. De beslissing van verweerder om toch nog maar aan te zien acht het college, gelet op de gegevens die verweerder op dat moment had, echter verdedigbaar. Een barstje geneest namelijk vaak ook zonder veel klachten en zonder (gips)behandeling.

Bij dit oordeel is van belang dat verweerder, zo verklaarde hij ter zitting, heeft aangegeven dat hij, net zoals hij dat bij het eerste consult had gedaan, heeft geadviseerd na een week bij verergering van de klachten terug te komen. Na het eerste consult was klager vier dagen later teruggekomen. Jammer is dat klager pas drie weken na het tweede consult weer naar de huisarts is gegaan. Verweerder kan hiervan echter geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.5  

De conclusie van het college is dan ook dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als huisarts behoorde te betrachten en dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,G.W.A. Diehl, M.D. Klein Leugemors en A.M. Rijken, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.