ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0791 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 223a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0791
Datum uitspraak: 28-12-2010
Datum publicatie: 30-12-2010
Zaaknummer(s): 2009 O 223a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat hij het daartoe ingeleverde goud niet heeft gebruikt in de brugconstructie en dat de tandarts deze brug niet deugdelijk heeft gemaakt althans een ondeugdelijke brug heeft geleverd. Voorts zijn er ten onrechte meer kosten in rekening gebracht dan voorafgaand aan de behandeling waren begroot. Het College wijst de klacht in al zijn onderdelen af.    

Datum uitspraak: 28 december 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , tandarts,

wonende te B ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend, dat is ontvangen op 19 november 2009. De tandarts heeft op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 2 november 2010. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

Klaagster kwam op 12 augustus 2009 bij de tandarts, na een eerder bij een andere tandarts getrokken kies en vanwege pijnklachten. Naar aanleiding daarvan kreeg klaagster een begroting voor het plaatsen van een gouden brug ad Euro 856,00 en vond een extractie plaats van element 15. Klaagster was tevreden over de behandeling bij de tandarts. Klaagster had aangegeven dat zij haar eigen goud weer teruggeplaatst wilde zien in de brug. Klaagster ging akkoord met de begroting, waarna zij uiteindelijk op 18 augustus 2009 is behandeld bij de tandarts en de tandtechnieker. Na deze behandeling is een declaratie naar de verzekeraar gezonden, terwijl klaagster een declaratie ad Euro 727,10 ontving van incassobureau D, welk bedrag volgens haar verzekeraar en de tandarts de eigen bijdrage betrof. Op 28 september 2009 heeft klaagster met de tandtechnieker een gesprek gehad. Volgens klaagster brak de gemaakte brug die avond tijdens het eten van een boterham. Klaagster heeft hierna een second opinion laten uitvoeren met als klacht dat het porselein van haar brug kapot was. Naar aanleiding daarvan is onderzoek door een tandtechnieker en een tandarts verricht en op 10 december 2009 berichtte deze tandarts aan klaagster dat er geen sprake bleek van porselein maar een soort composiet alsmede dat de metalen opbouw niet goed was want de tandtechnieker “had nog nooit zoiets gezien”. Volgens deze tandarts was een nieuwe brug nodig, waarvoor de kosten op Euro 1.520,30 werden begroot.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij haar daartoe ingeleverde goud niet heeft gebruikt in de brugconstructie en dat de tandarts deze brug niet deugdelijk heeft gemaakt althans een ondeugdelijke brug heeft geleverd. In dit verband verwijst klaagster naar de second opinion. Voorts zijn er ten onrechte meer kosten in rekening gebracht dan voorafgaand aan de behandeling waren begroot.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft zijn betrokkenheid bij de behandelingen toegelicht en de verwijten van klaagster gemotiveerd betwist. Op 12 augustus 2009 heeft de tandarts element 15 geëxtraheerd na constatering van een ontsteking. Daarnaast heeft de tandarts na onderzoek en zogenaamde bite-wing röntgenopnames met klaagster de mogelijkheden van een nieuwe brug besproken. Ook de tandtechnieker was hierbij betrokken, die klaagster erop attendeerde dat dit goud niet dezelfde goudwaarde bezit als de in Nederland doorgaans gebruikte tandtechnische goudlegeringen. Tegen het advies van de tandtechnieker in stond klaagster erop dat het eerder gebruikte goud in de nieuwe brug verwerkt zou worden. Op 18 augustus 2009 heeft de tandarts de pijlerelementen van klaagster geprepareerd waarna de brug is geplaatst. Klaagster merkte bij het verlaten van de praktijk op dat de kleur van het geplaatste goud niet overeenkwam met het door haar ingeleverde goud. Hierbij heeft de tandtechnieker toegelicht dat het kleurverschil door reiniging was ontstaan, maar dat dit hetzelfde goud betrof. Op verzoek van klaagster vond op 28 september 2009 een gesprek plaats, waarin is uitgelegd dat klaagster was verteld dat de uiteindelijke declaratie zou afwijken van de begroting ad Euro 856,00 van de tandtechnieker en dat deze kosten betrekking hadden op een brug van 3 elementen, terwijl er een brug van 4 elementen, 1 extractie, bite-wing röntgenopnames en onderzoek was uitgevoerd. De declaratie van de tandarts bevat geen onjuiste codes. Een concrete uitspraak over de dekking onder de zorgverzekeraar wordt door de tandarts nooit gedaan. De tandarts en zijn tandtechnieker hebben niet kunnen constateren dat het geleverde brugwerk niet voldeed. In een laatstbedoeld geval wordt er in het algemeen zonder bijkomende kosten gerepareerd. Naar aanleiding van de bij repliek ontvangen gegevens van de second opinion stelt de tandarts dat het juist is dat brug niet van porselein is gemaakt, maar van - kwalitatief beter - composiet. De reden daarvan is dat het goud dat klaagster in de brug wenste niet van tandtechnische kwaliteit was althans dat de kwaliteit daarvan niet te achterhalen was. Daarom was het niet verantwoord dit goud bloot te stellen aan de hoge temperaturen waarin een porseleinen brug wordt gebakken, en is het metaal afgedekt met composiet. Dat de bij de second opinion geraadpleegde tandtechnieker blijkbaar zoiets nooit eerder heeft gezien, betekent nog niet dat de opbouw niet goed of niet deugdelijk is.

5. De beoordeling

5.1.            Klaagster heeft ter zitting gesteld dat de kern van haar klacht is dat de tandarts het

door haar geleverde goud niet in de brug heeft geplaatst. Aangezien de tandarts dit gemotiveerd heeft weersproken en er anderszins geen aanwijzingen zijn dat hiervan sprake is, kan het College niet vaststellen dat dit verwijt van klaagster terecht is.

5.2.            De tandarts heeft gesteld dat hij bij klaagster een 4-delige brug heeft geplaatst en

gedeclareerd. Tijdens de zitting heeft het College naar aanleiding van de door klaagster overgelegde brugonderdelen geconstateerd dat dit een 3-delige brug betrof. Het College kan op basis van dit onderzoek echter niet vaststellen dat de brug of het daarbij gebruikte materiaal ondeugdelijk is geweest, noch dat destijds op 18 augustus 2009 door de tandarts geen 4-delige, maar een 3-delige brug bij klaagster is geplaatst danwel dat de declaratie in dat verband niet juist zou zijn. Ook de door klaagster overgelegde second opinion geeft daarvoor geen aanwijzing. Blijkbaar is klaagster na het breken van haar brug niet meer naar de tandarts teruggegaan voor eventuele reparatie daarvan.

5.3.            Het is het College gebleken dat de door de tandtechnieker aan klaagster voorgelegde

begroting van de behandeling ad Euro 856,00 niet overeenkomt met de uiteindelijke gedeclareerde kosten ad Euro 1.397,40, waarvan klaagster volgens haar verzekeraar blijkbaar Euro 727,10 op grond van haar eigen bijdrage diende te voldoen. De tandarts heeft in dit verband aangevoerd dat klaagster erover is geïnformeerd dat de kosten hoger konden worden dan de begroting omdat niet eerder dan bij het uitvoeren van de behandeling alle nodige verrichtingen kunnen blijken. Aangezien partijen elkaar op dit punt tegenspreken is niet vast te stellen of en welke informatie in dit verband aan klaagster is verstrekt. Bij klaagster zijn meer behandelingen uitgevoerd dan de vooraf begrote behandelingen. Het College heeft in dat verband niet kunnen vaststellen dat de declaratie onjuist zou zijn.

5.4.      Het College merkt overigens wel op dat de informatie over de begroting en de behandeling onder verantwoordelijkheid vallen van de tandarts en niet onder de verantwoordelijkheid van de tandtechnieker. Het ligt in de regel op de weg van de tandarts om voorafgaand aan de behandelingen zo volledig mogelijk te zijn over de daarvoor in rekening te brengen kosten. Het College acht het niet juist indien een patiënt niet binnen redelijke grenzen van een begroting kan uitgaan. Indien niet alle noodzakelijke verrichtingen voorafgaand aan de behandeling zijn te voorzien, dient de tandarts reeds bij de begroting een indicatie van deze mogelijk nog bijkomende behandelingen en kosten te verstrekken. Dit geldt te meer naarmate deze kosten hoger kunnen zijn. Een algemene opmerking in dit verband over mogelijke afwijking van de begroting volstaat dan niet. In het licht hiervan ware het beter geweest indien de tandarts voorafgaande aan de behandeling meer informatie had verstrekt. 

5.5       Alles bij elkaar wordt geoordeeld dat er de nodige onduidelijkheid is geweest en gebleven over wat partijen van elkaar konden en moesten verwachten. De tandarts had in dit opzicht meer duidelijkheid kunnen verschaffen, maar het College heeft niet kunnen vaststellen dat de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit betekent dat de klacht in al zijn onderdelen zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.  

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist, H.C. Teune, M.M.L.F. Smulders en H.W. Luk, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.