ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0650 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 132b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0650
Datum uitspraak: 09-11-2010
Datum publicatie: 09-11-2010
Zaaknummer(s): 2009 132b
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts onzorgvuldig handelen, waardoor de zenuw van de rechter voortand van zijn dochter onnodig lang bloot heeft gelegen. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College is van oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel van waarschuwing op.      

Datum uitspraak: 9 november 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , tandarts,

werkzaam te D ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 30 juni 2009 en aangevuld bij brief van 22 juli 2009. De tandarts heeft op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 14 september 2010. Klager en de tandarts zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

Het College gaat uit van de volgende feiten:

De tandarts is werkzaam in de tandartspraktijk D. Op zaterdag 4 april 2009 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de tandartspraktijk te D, die dat weekend waarnam voor klagers eigen tandarts. Een collega van de tandarts had op dat moment dienst. Klager heeft met de tandartsassistente gesproken en aangegeven dat zijn dochter na een val op straat tweederde van haar rechtervoortand had afgebroken. De tandartsassistente heeft conform het in de praktijk gehanteerde protocol een aantal vragen gesteld en vervolgens, zonder overleg met de collega van de tandarts, aangegeven dat direct behandelen door de dienstdoende tandarts niet nodig was en klagers dochter maandag contact kon opnemen met de eigen tandarts. De volgende dag had de tandarts dienst. De tandartsassistente heeft toen telefonisch contact opgenomen met klager en geïnformeerd naar de situatie van klagers dochter. Besproken is dat klagers dochter maandag naar de eigen tandarts zou gaan. De tandarts was op zondag 5 april 2009 door de tandartsassistente geïnformeerd over het telefoongesprek met klager.

3. De klacht

Klager verwijt de tandarts grove nalatigheid, onzorgvuldig, ondeskundig en onverantwoordelijk te hebben gehandeld.

Bij het bezoek aan de eigen tandarts op maandag gaf deze aan dat de zenuw direct had moeten worden afgedekt om afsterving te voorkomen. Door onzorgvuldig handelen van de tandarts heeft de zenuw onnodig lang bloot gelegen.

4. Het standpunt van de tandarts

De collega van de tandarts had op zaterdag 4 april 2009 dienst. De tandartsassistent heeft naar het oordeel van de tandarts volgens protocol gehandeld. Zij heeft een aantal vragen gesteld, waarop klager met nee heeft geantwoord, en vervolgens heeft zij aangegeven dat klagers dochter maandag naar de eigen tandarts kon gaan. Er is geen behandeling geweigerd. De volgende dag heeft de tandartsassistent klager gebeld om te vragen of alles goed was gegaan. Op dat moment had de tandarts dienst. Klager heeft niet om een behandeling gevraagd en aangegeven maandag naar de eigen tandarts te willen gaan.

5. De beoordeling

Het College stelt voorop dat klagers eis van een schadevergoeding buiten zijn competentie valt. Op deze eis zal het College dan ook niet verder ingaan.

Bij een trauma waarbij een aanzienlijk deel van de tand is afgebroken, zoals bij klagers dochter, is het noodzakelijk dat de tandarts de patiënt dezelfde dag ziet. Het College stelt vast dat de situatie van klagers dochter niet juist is ingeschat. Aan de orde is de vraag of de tandarts een verwijt treft.

De tandartspraktijk D werkt met een traumaprotocol, waarbij

drie vragen worden gesteld; “heeft u pijn, is er bloed aanwezig en als u naar de tand kijkt, ziet u dan iets van rood.” Het College stelt vast dat het door de tandartspraktijk gehanteerde protocol niet voldoet aan de eisen zoals gesteld door de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), nu de vragen niet kunnen leiden tot een juiste inschatting van de ernst van het letsel.. Naar het oordeel van het College is het door de tandartspraktijk D gehanteerde protocol ondeugdelijk. Indien het traumaprotocol van de NMT was gevolgd, dan wel een protocol dat vragen behelst die kunnen leiden tot een juiste inschatting van de ernst van het letsel, dan was de kans aanzienlijk geweest dat de tandartsassistente de omvang van het trauma had onderkend en dat klagers dochter direct dezelfde dag was geholpen. De tandarts is verantwoordelijk voor de in de praktijk gehanteerde protocollen en de in de praktijk werkzame tandartsassistente. Alhoewel de tandarts op zaterdag 4 april 2009 geen dienst had en klager niet zelf telefonisch te woord heeft gestaan, is het College van oordeel dat de tandarts verwijtbaar heeft gehandeld door in de tandartspraktijk een ondeugdelijk protocol te hanteren waardoor de tandartsassistente niet deugdelijk is geïnstrueerd. Hiermee heeft d e tandarts gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klagers dochter had behoren te betrachten. De klacht wordt dan ook gegrond bevonden. Het College is van oordeel dat een waarschuwing passend is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt de tandarts de maatregel van WAARSCHUWING op.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, H.C. Teune, J.M.W. Croes en M.M.L.F. Smulders leden-tandartsen, bijgestaan door mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.