ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0649 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 226

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0649
Datum uitspraak: 09-11-2010
Datum publicatie: 09-11-2010
Zaaknummer(s): 2009 O 226
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de tandarts dat deze hem heeft behandeld voor iets anders dan waarvoor hij verwezen was en dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld. Klager verwijt de tandarts voorts dat er een te lange wachttijd tussen twee afspraken heeft bestaan en dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.  Het College is van oordeel dat het eerste klachtonderdeel gegrond is en legt de tandarts de maatregel van waarschuwing op.      

Datum uitspraak: 9 november 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende uitspraak gedaan inzake de klacht van:

                                                                 A ,

                                                                wonende te B,

                                                                klager,

                                                                tegen

                                                                 C, tandarts,

                                                                werkzaam te D,

                                                                de persoon over wie geklaagd wordt,

                                                                hierna als de tandarts aan te duiden.

1. Het verloop van de procedure

Het klaagschrift is op 27 november 2009 door het College ontvangen. De tandarts heeft hierop gereageerd waarna partijen hebben gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaats gehad op 14 september 2010. Klager is daarbij verschenen. De tandarts was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door R. van Leeuwaarden.

2. De feiten

Klager heeft sinds december 2008 klachten gehad aan een kies, te weten element 27. In februari 2009 heeft zijn tandarts in B twee wortelkanalen van dit element behandeld. Het derde wortelkanaal kon hij echter niet vinden. Omdat de klachten terug kwamen, heeft klagers tandarts hem verwezen naar de tandarts, die als endodontoloog in D werkzaam was, om het derde kanaal te behandelen. Klager is twee keer bij de tandarts geweest, te weten op 26 juni 2009 en op 20 oktober 2009. De eerste keer heeft de tandarts de twee kanalen onderzocht, die door de tandarts van klager al beoordeeld waren.

De tweede keer is er onenigheid tussen klager en de tandarts ontstaan, waarna klager zich door een tandarts in E heeft laten behandelen. Deze heeft het derde wortelkanaal weten te vinden en naar tevredenheid van klager behandeld.

3. De klacht

De klacht bestaat uit vier onderdelen. In de eerste plaats verwijt klager de tandarts dat deze hem heeft behandeld voor iets anders dan waarvoor hij naar hem verwezen was. Voorts stelt klager dat de tandarts een verkeerde diagnose heeft gesteld met betrekking tot het derde wortelkanaal. Verder verwijt klager de tandarts onprofessioneel gedrag. Tenslotte heeft klager er bezwaar tegen gemaakt dat hij vier maanden heeft moeten wachten tussen de eerste en de tweede afspraak met de tandarts.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft klager gezegd dat behandeling van het derde wortelkanaal eventueel mogelijk was. Hij heeft de kies geopend, de oudere vullingen verwijderd en getracht het onbehandelde kanaal, in casu het distovestibulaire kanaal te openen. Dit lukte ten dele. Omdat hier meer tijd voor nodig was, heeft hij klager gevraagd een nieuwe afspraak te maken om het distovestibulaire kanaal verder te behandelen en om de kies daarna af te vullen. Tijdens de tweede afspraak heeft de tandarts geprobeerd laatstbedoeld kanaal verder te behandelen. Er is toen discussie tussen klager en de tandarts ontstaan. Omdat klager niet voor rede vatbaar was, heeft de tandarts hem verzocht om eerst met zijn eigen tandarts overleg te hebben. De tandarts ontkent een onjuiste diagnose te hebben gesteld. Hij heeft verschillende keren vermeld dat het kanaal verkalkt was, hetgeen betekent dat het kanaal geoblitereerd was.

5. De beoordeling

Het eerste verwijt dat de tandarts wordt gemaakt, is gegrond. Klager was naar de tandarts verwezen omdat zijn eigen tandarts het derde wortelkanaal niet kon vinden. Er was daarom geen aanleiding om de wortelkanalen, die al door de eigen tandarts van klager waren behandeld, opnieuw te behandelen.

Niet kan het College met klager instemmen waar deze meent dat een onjuiste diagnose is gesteld. De tandarts kwam tot de diagnose dat het derde kanaal geoblitereerd was. Dit was een correcte diagnose.

Ten aanzien van het gestelde onprofessionele gedrag staat het woord van klager tegenover dat van de tandarts. Klager heeft er bij de behandeling van dit verwijt op gewezen dat de tandarts van alles tegen hem zei, terwijl hij niet kon reageren. Dit lijkt geen gelukkige gang van zaken. Dat de tandarts daarbij zodanig heeft gehandeld, dat hem een tuchtrechtelijk verwijt zou moeten worden gemaakt, heeft het College evenwel niet kunnen vaststellen.

Het verwijt dat het vier maanden moest duren voordat klager weer door de tandarts kon worden gezien, kan het College niet aanvaarden. Er was geen medische reden waarom dit niet gevraagd kon worden. Indien klager in die tussentijd weer pijnklachten zou ondervinden, zou hij zich daarmee tot zijn eigen tandarts kunnen wenden. Het was wel verstandig geweest indien de tandarts de eigen tandarts van klager had laten weten wat hij had gevonden en in hoeverre hij iets had kunnen doen. Dit te hebben nagelaten, wil het College de tandarts echter niet al te zeer aanrekenen.

Een en ander leidt tot de conclusie dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond is. Het College acht na te noemen maatregel in overeenstemming met de ernst van het verwijt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

legt de tandarts de maatregel van WAARSCHUWING op.

Deze beslissing is genomen door: mr P.A. Offers, voorzitter, mr R.P. Wijne, lid-jurist, H.C. Teune, J.M.W. Croes en M.M.L.F. Smulders, leden-tandartsen, bijgestaan door mr V.J. Schelfhout – van Deventer als secretaris, en uitgesproken ter terechtzitting van 9 november 2010.

voorzitter                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.