ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0551 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 129

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0551
Datum uitspraak: 30-08-2010
Datum publicatie: 30-08-2010
Zaaknummer(s): 2009 H 129
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de psychotherapeut dat hij zonder haar toestemming en zonder haar daarover te informeren haar minderjarige zoon heeft gezien en onderzocht. De psychotherapeut heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College legt de psychotherapeut de maatregel van berisping op.    

Datum uitspraak: 30 augustus 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, psychotherapeut

wonende te D

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna als de psychotherapeut aan te duiden.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 25 juni 2009. Namens de psychotherapeut heeft mr. J. van Ravenhorst, advocaat te Utrecht een verweerschrift ( met bijlagen) ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. In het kader van het vooronderzoek heeft klaagster nog nadere schriftelijke informatie gegeven die is ontvangen op 8 juni 2010. Vervolgens zijn op 15 en 30 juni nog nadere schriftelijke stukken ontvangen van mr. Van Ravenhorst voornoemd. Van laatstgenoemde ontving het College nog een faxbericht op 2 juli 2010.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 5 juli 2010. Klaagster is verschenen en heeft haar standpunten mondeling toegelicht. De psychotherapeut is niet verschenen. Mr. Van Ravenhorst, voornoemd, trad ter zitting op namens de psychotherapeut en heeft een pleitnotitie overgelegd.

2. De feiten

Klaagster is de moeder van E, geboren in 1993. Begin 2009 heeft E, voor een periode van vier maanden bij de moeder van klaagster F gewoond.

F heeft zich in voornoemde periode tot de psychotherapeut gewend met een hulpvraag om pedagogisch advies betreffende E.

De psychotherapeut heeft meerdere gesprekken gevoerd met F waarin hij algemene adviezen heeft gegeven over E.

In mei 2009 heeft E, vergezeld van F en haar partner, eenmalig de praktijk van de psychotherapeut bezocht voor een consult.

3. De klacht

Klaagster, de wettelijk vertegenwoordigster van E, verwijt de psychotherapeut dat hij zonder haar toestemming en zonder haar daarover te informeren E heeft gezien en onderzocht.

4. Het standpunt van de psychotherapeut

De psychotherapeut heeft aangevoerd dat F zich tot hem heeft gewend omdat zij zich zorgen maakte over haar kleinzoon. Hij heeft haar met haar kleinzoon ontvangen en daarbij door de ogen van F naar E gekeken. Hij heeft niet vanuit zijn eigen ogen naar E gekeken. Van feitelijke observatie is geen sprake geweest, laat staan van enig onderzoek of  behandeling.

Hij heeft voorts een beroep gedaan op artikel 8 EVRM en in dat verband aangevoerd dat

tussen F en E sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking. E maakte deel uit van het familie- en gezinsleven van F.

5. De beoordeling

Het College kan zich met het eerste standpunt van de psychotherapeut niet verenigen. Het moge zo zijn dat F zich tot de psychotherapeut heeft gewend en hem vragen heeft gesteld. Deze vragen hadden betrekking op de situatie van E. Het ging dus om de beantwoording van een vraag die hem betrof. In dit verband tekent het College mede aan dat de psychotherapeut niet heeft aangegeven dat F zich tot hem wendde in verband met problematiek die haar zelf betrof. Bij deze stand van zaken had de psychotherapeut de toestemming van klaagster moeten vragen alvorens E te ontvangen.

Het beroep op artikel 8 EVRM kan evenmin worden aanvaard. De enkele omstandigheid dat er tussen F en E wellicht van gezinsleven sprake is geweest als bedoeld in deze bepaling brengt niet mee dat de psychotherapeut E zonder toestemming van klaagster mocht onderzoeken. Dit toestemmingsvereiste maakt geen inbreuk op het gestelde gezinsleven.

Het College komt gelet op het bovenstaande tot de conclusie dat de klacht gegrond is. Het zal de psychotherapeut een berisping geven, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat hem in zijn hoedanigheid van gezondheidszorgpsycholoog bij beslissing van 1 juli 2008      een berisping is opgelegd.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Geeft de psychotherapeut een berisping.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, drs. P. Citroen en drs. L. de

Nobel, leden-psychotherapeuten, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.