ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0541 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 T 149b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0541
Datum uitspraak: 24-08-2010
Datum publicatie: 25-08-2010
Zaaknummer(s): 2009 T 149b
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de (bezwaar)verzekeringsarts dat hij het ten onrechte als juist heeft beoordeeld dat de psychiater de relevante stukken niet bij het UWV heeft opgevraagd. Voorts verwijt klager de arts dat hij eraan voorbij is gegaan dat de psychiater het rapport niet met klager heeft besproken en het recht op inzage- en correctie van het concept-rapport niet heeft toegekend. Klager is van mening dat het rapport van de psychiater niet als basis voor de beslissing in bezwaar gebruik had mogen worden. De arts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het College heeft de klacht in zijn geheel ongegrond verklaard en derhalve afgewezen.  

Datum uitspraak: 24 augustus 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , arts,

wonende te D

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Namens klager heeft mr. D.J. Ladrak, advocaat te Leiden, een klaagschrift ingediend dat is ontvangen op 31 juli 2009. Namens de arts heeft mr. L.C.C.M. Simons, advocaat te Amsterdam, op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 29 juni 2010. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager werd bijgestaan door mr. Ladrak voornoemd. De arts werd bijgestaan door mr. Y.O. Jansen, kantoorgenoot van mr. Simons voornoemd. De advocaten hebben pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

Klager heeft op 16 juni 2008 bij het UWV een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. In dit verband is klager op 8 juli 2008 voor een arbeids(on)geschiktheidsbeoordeling door een primaire verzekeringsarts gezien, die vervolgens op 10 juli 2008 heeft verzocht tot het uitvoeren van een psychiatrische expertise. De psychiater heeft klager vervolgens op 23 juli 2008 gezien en op 14 augustus 2008 een rapportage opgesteld. Op 23 september 2008 heeft klager deze rapportage en het medisch onderzoek met de primaire verzekeringsarts besproken. Daarna is een beschikking gevolgd van 6 oktober 2008, waarin klager met beperkingen belastbaar werd geacht althans voor minder dan 35% arbeidsongeschikt per 20 oktober 2008. Naar aanleiding van een bezwaarschrift van klager tegen deze beschikking heeft de arts een heroverweging gemaakt die is vastgelegd in een rapport van 2 maart 2009, waarna het bezwaar van klager ongegrond is verklaard. Daarna heeft klager beroep ingesteld, waarop de arts als bezwaarverzekeringsarts namens het UWV in een rapport van 28 april 2009 heeft gereageerd.

3. De klacht

In de kern behelst de klacht het volgende:

Klager is van oordeel dat de arts in de rapporten van 2 maart 2009 en 28 april 2009 de kritiek op het rapport van de psychiater ten onrechte heeft verworpen, althans ten onrechte het als juist heeft beoordeeld dat de psychiater de medische informatie van de behandelend sector en de rapporten van verzekeringsartsen waarover het UWV beschikte niet heeft opgevraagd  naar aanleiding van de vraagbrief van het UWV . De arts is eraan voorbij gegaan dat de psychiater het rapport niet met klager heeft besproken en het recht op inzage- en correctie van het concept-rapport niet is toegekend. Het rapport van de psychiater had niet als basis voor de beslissing in bezwaar gebruikt mogen worden.

4. Het standpunt van de arts

De arts is van oordeel zorgvuldig te hebben gehandeld en dat de rapportage(s) naar aanleiding van haar heroverweging voldoen aan de eisen die daaraan tuchtrechtelijk gesteld worden. De arts heeft in de stukken en ter zitting haar standpunten en betrokkenheid nader toegelicht.

5. De beoordeling

5.1       De beoordeling van de vraag of een rapportage door een arts voldoet aan de (tuchtrechtelijk te toetsen) maatstaven, geschiedt volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie aan de hand van vier criteria:

a) het advies zet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen op welke gronden de conclusie van het advies steunt;

b) de in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het advies;

c) de gronden kunnen de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen;

d) de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.

Anders gezegd is de vraag: voldoet het advies aan de vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid te stellen eisen? (vgl. CTG 13 december 2005 in de zaak onder nummer 2004/256)

Ten overvloede meldt het College dat omstandigheden en klachten na de peildatum van een advies en de gevolgen die verbonden (zouden) zijn aan een advies, niet worden meegewogen. Het gaat er om dat het advies zorgvuldig is opgesteld in vorenbedoelde zin volgens de vastgestelde criteria. Voor het aanvechten van de inhoudelijke beslissing in het kader van de WIA-procedure bestaan afzonderlijke mogelijkheden.

5.2. Het College begrijpt dat de kern van de klacht erin is gelegen dat het rapporten van de arts niet met voldoende zorg zijn samengesteld althans dat er maatregelen genomen hadden moeten worden tegen het gebruik van het rapport van de psychiater. Gelijktijdig met de onderhavige klacht heeft klager een klacht ingediend tegen de psychiater, die is behandeld onder kenmerk 2009T149a. In die procedure, waarbij de mondelinge behandeling gelijktijdig (maar niet gevoegd) met deze behandeling heeft plaatsgevonden,  heeft het College de rapportage van de psychiater beoordeeld conform de hiervoor vermelde vereisten, waarna het College tot de conclusie is gekomen dat de psychiater in dit verband geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. De klachten tegen de psychiater zijn afgewezen als ongegrond.

5.3. Aangezien het College ook in deze zaak geen aanwijzingen heeft dat het rapport van de psychiater onzorgvuldig tot stand gekomen is, valt niet in te zien waarom de arts maatregelen tegen (het gebruik van) dit rapport had moeten nemen. De rapportage(s) van de arts op basis van haar heroverweging geeft/geven het College voor het overige evenmin aanleiding tot enig tuchtrechtelijk verwijt.

5.4. Alles overziend concludeert het College dat het rapporten van de arts voldoen aan de vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid daaraan te stellen eisen en dat niet is gebleken dat de arts overigens enig tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist,  prof. dr. J.H. van Bockel, dr F.E. Ros en R.H.P. van Beest, leden-artsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

                                                                                                            buiten staat om te tekenen

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.