ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0519 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 216a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0519
Datum uitspraak: 17-08-2010
Datum publicatie: 18-08-2010
Zaaknummer(s): 2009 H 216a
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts, die als lid-geneeskundige deelnam aan de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CT) met betrekking tot klager, dat hij door zijn conclusie in deze beslissing klager als beroepsbeoefenaar schade heeft berokkend en dat door zijn conclusie het vertrouwen is beperkt in de wijze waarop klager de individuele gezondheidszorg bedrijft. Het College verklaart in raadkamer klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.   

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

                                                            wonende te B ,

 klager ,

tegen:

                                                            C , plastisch chirurg,

                                                            wonende te D ,

                                                             de persoon over wie wordt geklaagd,

                                                             hierna te noemen: de aangeklaagde.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 6 november 2009. Op 8 december 2009 heeft het College een aanvulling, met bijlagen, op het klaagschrift van klager ontvangen. Namens de aangeklaagde heeft mr. A.C. de Die, advocaat te ’s-Gravenhage, op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft op 22 juni 2010 de klacht in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Klager is esthetisch plastisch chirurg en werkzaam in de kliniek E. Tegen klager was bij het Tuchtcollege een klacht ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft op 21 januari 2008 die klacht deels gegrond verklaard en heeft aan klager de maatregel van waarschuwing opgelegd. De Inspecteur voor de Gezondheidszorg is van die beslissing in hoger beroep gekomen, waarna de zaak vervolgens is behandeld door het Centraal Tuchtcollege (CT). Het CT heeft op 17 september 2009 beslist dat de klacht in beide onderdelen gegrond was en heeft klager de maatregel van berisping opgelegd. De aangeklaagde nam als lid-beroepsgenoot deel aan de beslissing van het CT.

 3. De klacht

Klager stelt dat de overwegingen van het CT onjuist zijn en niet gebaseerd op enige wetenschappelijke onderbouwing. Er is onterecht geen rekening gehouden met klagers verweer, dat onderbouwd was met wetenschappelijke artikelen, en met zijn reactie op de deskundige. Nu de aangeklaagde deelnam aan de zitting van het CT als deskundige op klagers vakgebied, acht klager de aangeklaagde verantwoordelijk voor de onvoldoende deskundige medische beoordeling van het CT.

Klager stelt dat de aangeklaagde tuchtrechtelijk aansprakelijk is vanwege schending van de tweede tuchtnorm. Door de conclusie van de aangeklaagde in de beslissing van het CT heeft klager als beroepsbeoefenaar schade geleden en is het vertrouwen beperkt in de wijze waarop klager de individuele gezondheidszorg bedrijft. Klager stelt dat hij hierdoor kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende.  

4. Het standpunt van de aangeklaagde

De aangeklaagde stelt zich - zakelijk weergegeven - primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

5. De beoordeling

Vast staat dat de aangeklaagde heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van lid-geneeskundige van het CT en in die hoedanigheid mede heeft geoordeeld over het handelen/nalaten van klager.

Klager stelt dat er sprake is van schending van de tweede tuchtnorm. Het College oordeelt dat er in ieder geval geen sprake is geweest van directe zorg (artikel 47 lid 1 sub a van de Wet BIG) maar ook niet van enig ander handelen van de aangeklaagde in verband met de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG). Het oordelen over het handelen/nalaten van een collega-arts is geen handelen waarover op grond van de Wet BIG bij de tuchtrechter kan worden geklaagd. Het gaat immers niet om handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg.

Het College verwijst daarnaast naar artikel 75 Wet BIG, dat bepaalt dat tegen een uitspraak van het CT geen andere rechtsmiddelen openstaan dan cassatie in het belang der wet. Dit houdt in dat een uitspraak van het CT het karakter heeft van een bindende, onherroepelijke einduitspraak en onaantastbaar is, behoudens enkele zeer uitzonderlijke gevallen. Van dit laatste is duidelijk geen sprake. Het is derhalve onverenigbaar met het in de Wet BIG bepaalde gesloten stelsel van rechtsmiddelen dat een Regionaal College een oordeel dient te vellen over de juistheid van de medisch inhoudelijke kant van de beslissing van het CT.

Reeds hierom wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De andere formele verweren kunnen na het voorgaande onbesproken worden gelaten.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 22 juni 2010 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter; mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist; P.R.H. Vermeulen, prof. dr. R.G. Pöll en prof. dr. J.W. van Kleef, leden-artsen, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris .

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.