ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0503 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 O 218f

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0503
Datum uitspraak: 10-08-2010
Datum publicatie: 10-08-2010
Zaaknummer(s): 2008 O 218f
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster trekt ter zitting haar klacht tegen de huisarts in. Het College staakt de behandeling van de klacht.      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C , huisarts,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift met bijlagen is ontvangen op 5 december 2008. Een aanvulling op de klacht is ontvangen op 7 januari 2009. Namens de arts heeft mr. A.M.P. Smilde, verbonden aan de Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg te Utrecht, op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Op 26 mei 2009 ontving het College nog een brief met bijlagen van klaagster. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 15 juni 2010. Partijen zijn verschenen. De arts werd bijgestaan door mr. A.M.P. Smilde voornoemd.

2. Zitting

Bij de opening van de zitting liet klaagster het College weten dat haar klacht zich niet richt tegen de arts, waarop klaagster desgevraagd haar klacht tegen de arts ter zitting introk .

De arts liet het College ter zitting desgevraagd weten dat hij geen voortzetting van de behandeling van de klacht verlangde.

3. Beoordeling

Op grond van artikel 65 lid 10 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg moet het College beoordelen of de behan­deling van de klacht, ondanks de intrekking daarvan door klaagster , om redenen aan het alge­meen belang ontleend, moet worden voort­gezet. Het College is van oordeel dat dit niet het geval is.

4. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage staakt de behandeling van de klacht.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, dr. R.W. Koster, dr. B. van Ek, prof. dr. J.T. van Dissel, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2010.

voorzitter                                                                                  secretaris

                                                                                                buiten staat om te tekenen

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.