ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0502 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 017

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0502
Datum uitspraak: 03-08-2010
Datum publicatie: 03-08-2010
Zaaknummer(s): 2009 O 017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat hij grove fouten heeft gemaakt, ernstig nalatig is geweest en een overeenkomst heeft geschonden waardoor het parodontium onherstelbaar is aangetast. Klager verwijt de tandarts dat hij behandelingen verkeerd respectievelijk ondeskundig heeft uitgevoerd dan wel nagelaten, dat hij klager had moeten verwijzen naar een parodontoloog en/of mondhygiëniste en voorts dat hij röntgenfoto’s niet heeft bewaard en een dossier heeft bijgevoegd bij het verweerschrift dat afwijkt van het dossier dat de tandarts aan klager heeft doen toekomen. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College oordeelt dat vijf van de acht klachtonderdelen gegrond zijn en legt de maatregel van waarschuwing op.    

Datum uitspraak: 3 augustus 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , tandarts,

wonende te D,

de persoon over wie wordt geklaagd,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 23 januari 2009 en aangevuld bij brief van 5 maart 2009. Namens de tandarts is een verweerschrift ingediend door mr. A.C.I.J. Hiddinga, als juriste verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam. Vervolgens is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord; het verhoor in het vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Het proces-verbaal van het verhoor bevindt zich onder de stukken. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 8 juni 2010. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De tandarts werd daarbij bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga. Klager heeft schriftelijke aantekeningen overgelegd.

2. De feiten

2.1       Klager is vanaf 1976 behandeld in de praktijk van de tandarts. Tot 1983 werd klager behandeld door de echtgenote van de tandarts die eveneens in die praktijk werkzaam was. Vanaf 1983 is klager door de tandarts behandeld in verband met parodontale problemen.

2.2       In verband met voortdurende gebitsproblemen van klager heeft de tandarts bij brief van 9 februari 2008 een behandelplan aan klager toegezonden. In de periode van 3 maart 2008 tot en met 24 juli 2008 heeft de tandarts vervolgens een aantal behandelingen uitgevoerd.

2.3       Op 14 augustus 2008 heeft klager, in verband met afwezigheid van de tandarts, een consult aangevraagd bij een collega-tandarts in verband met een vieze smaak in zijn mond en de conditie van zijn tandvlees. Deze collega-tandarts heeft onder meer meegedeeld dat bij klager een andere kies was getrokken dan in het behandelplan van 9 februari 2008 was vermeld. Na gesprekken en correspondentie daarover heeft klager de behandelrelatie met de tandarts beëindigd.

3. De klacht

Klager verwijt de tandarts dat hij grove fouten heeft gemaakt, ernstig nalatig is geweest en een overeenkomst heeft geschonden waardoor zijn parodontium onherstelbaar is aangetast. De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

(1)        klager had moeten worden verwezen naar een parodontoloog en/of mondhygiëniste;

(2)        element 27 is geëxtraheerd buiten medeweten en tegen de wil van klager;

(3)       in element 12 is een stift aangebracht zonder voorafgaande wortelkanaalbehandeling en zonder dat tevoren een foto is gemaakt. Bovendien was sprake van stiftperforatie waardoor element 12 uiteindelijk verloren is gegaan;

(4)       klager is niet verwezen naar een parodontoloog en mondhygiëniste nadat op een röntgenfoto van 19 december 2001 was gebleken dat elementen 17 en 18 botafbraak vertoonden;

(5)        er is ten aanzien van element 25 ondeskundig gehandeld en dien ten gevolge

            is element 25 verloren gegaan en het parodontium aangetast;

(6)       naar aanleiding van de röntgenfoto die op 15 december 2005 is gemaakt van elementen 25, 26 en 27 is nagelaten om een parodontale behandeling te indiceren wat heeft geleid tot een aantasting van het parodontium;

(7)       de behandeling op 12 maart 2008 ten aanzien van element 45 is ondeskundig uitgevoerd, en

(8)       de röntgenfoto’s die in de periode van september 1993 tot december 2001 zijn gemaakt zijn niet bewaard. Bij repliek heeft klager er voorts op gewezen dat het dossier dat verweerder aan het verweerschrift heeft gehecht, afwijkt van het dossier dat de tandarts aan klager heeft doen toekomen.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts is van mening dat hij tijdens de langdurige behandelrelatie met klager altijd zorgvuldig te werk is gegaan en dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De tandarts heeft meermalen het rookgedrag van klager en de orde gesteld en gewezen op de daardoor veroorzaakte parodontale problemen bij klager. Bovendien was de mondhygiëne van klager matig. Doorverwijzing naar een parodontoloog was daarom niet zinvol. De tandarts heeft ten aanzien van de parodontale problemen voldoende zorg betracht door geregeld tandsteen te verwijderen en te polijsten. Voorts heeft hij klager gewezen op de noodzaak van rehabilitatie en daartoe een behandelplan opgesteld. Dat behandelplan was niet definitief; de uiteindelijke behandeling zou afhangen van de resultaten van de voorbehandeling. Afwijkingen van het behandelplan zijn met klager besproken. De tandarts is niet in de gelegenheid gesteld om het door hem geïnitieerde behandelplan te voltooien omdat klager de behandelrelatie heeft beëindigd.

Voorts is ten aanzien van de diverse klachtonderdelen specifiek verweer gevoerd dat, voor zover nodig, bij de beoordeling zal worden besproken.

5. De beoordeling

5.1       Klager is gedurende een lange periode behandeld door de tandarts. Niet ter discussie staat dat klager reeds lange tijd kampt met parodontale problemen. De tandarts heeft begin 2008 op zichzelf terecht aan de orde gesteld dat rehabilitatie van zijn gebit noodzakelijk was en daaraan de nodige aandacht besteed, hetgeen blijkt uit de aantekeningen en de studiemodellen die de tandarts heeft gemaakt en waarvan kopieën en röntgenfoto’s zijn overgelegd. 

5.2       Niettemin is het College van oordeel dat de tandarts een verwijt treft ten aanzien van de zorg die hij aan de parodontitis van klager heeft besteed. Klager kampte reeds vele jaren - in ieder geval sinds 1983 - met (ernstige) parodontale problemen. Gelet op deze problemen had de tandarts klager ofwel naar een parodontoloog moeten verwijzen ofwel zelf de nodige behandelingen moeten verrichten. Vast staat dat verwijzing naar een parodontoloog niet heeft plaatsgevonden. De tandarts heeft op dit punt aangevoerd dat dit niet zinvol was gelet op het rookgedrag van klager. Voorts dat hij zelf de nodige aandacht aan de parodontitis van klager heeft besteed en daartoe initiële behandelingen heeft uitgevoerd in 1983 en 1997. Van regelmatige en specifieke behandelingen ten aanzien van de parodontitis is het College echter niet gebleken. Uit het dossier blijkt niet meer dan dat de tandarts jarenlang reguliere tandsteenbehandelingen heeft uitgevoerd en heeft gepolijst, passend bij de behandeling van een patiënt zonder parodontale problemen. Dat de tandarts voornemens was om op dit punt in de nabije toekomst extra zorg te verlenen, zoals hij heeft aangevoerd, is evenmin gebleken; in het door de tandarts opgestelde behandelplan is geen parodontale behandeling opgenomen.

Gelet op het voorgaande zijn klachtonderdelen (1) en (6) gegrond.

5.3       Ten aanzien van klachtonderdeel (2), waarin de tandarts wordt verweten dat hij element 27 heeft getrokken in plaats van element 26 (zoals vermeld in behandelplan), overweegt het College dat de tandarts ter zitting op heldere en overtuigende wijze heeft uiteengezet waarom hij is overgegaan tot extractie van element 26 in plaats van element 27. De tandarts stelt dat hij deze uitleg destijds ook aan klager heeft gegeven, hetgeen klager echter bestrijdt. Het College heeft evenwel geen aanleiding om aan het standpunt van klager meer waarde te hechten dan aan dat van de tandarts. Klachtonderdeel (2) zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.4       Klachtonderdeel (3) heeft betrekking op element 12, waarin de tandarts op 25 april 2007 een stift heeft aangebracht. Volgens klager ging het daarbij om een wortelkanaalstift, hetgeen de tandarts heeft bestreden. Gelet op het feit dat de tandarts de code R32 heeft gedeclareerd passend bij een wortelkanaalstift en een stift met een diameter van 1,5 mm (Parapost no. 6) heeft geplaatst, gaat het College er vanuit dat er inderdaad een wortelkanaalstift is geplaatst. Zoals de tandarts heeft erkend, is voorafgaand aan het plaatsen van de stift geen wortelkanaalbehandeling uitgevoerd. Evenmin is een röntgenfoto gemaakt. Bovendien is de stift niet centraal in het kanaal geplaatst, hetgeen blijkt uit de door klager bijgevoegde röntgenfoto van element 12. Gelet op deze omstandigheden is het College van oordeel dat klachtonderdeel (3) gegrond is.

5.5       Ten aanzien van klachtonderdeel (4) is het College niet gebleken dat de toestand van elementen 17 en 18 dusdanig was dat ingrijpen was geboden, zodat dit klachtonderdeel faalt.

5.6       De tandarts heeft met betrekking tot element 25, waarop klachtonderdeel (5) ziet, op 15 december 2005 een endodontische behandeling uitgevoerd. Op 31 januari 2008 is een röntgenfoto gemaakt en op 17 juli 2008 is element 25, in het kader van het behandelplan, geëxtraheerd. Niet is gebleken dat er in de periode tussen van 15 december 2005 (endodontische behandeling) en 31 januari 2008 (röntgenfoto), klachten waren en die aanleiding gaven tot het maken van een röntgenfoto. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de tandarts op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt treft, zodat dit klachtonderdeel faalt.

5.7       Ten aanzien van klachtonderdeel (7), dat inhoudt dat de tandarts de endodontische behandeling op 12 maart 2008 van element 45 ondeskundig heeft uitgevoerd, overweegt het College als volgt. In het dossier is bij deze behandeling genoteerd: “point nog te kort, t.z.t. proberen iets langer te plaatsen”. Gelet hierop, en hetgeen overigens is aangevoerd, staat vast dat de stift die de tandarts heeft geplaatst, te kort is. De tandarts heeft desgevraagd op zitting meegedeeld dat hij geen onderzoek heeft verricht om tot een lengtebepaling te komen. Dat had naar het oordeel van het College wel gemoeten, nu daarmee kon worden voorkomen dat een te korte stift werd geplaatst. Evenmin is gebleken dat de tandarts na afloop van de behandeling met klager heeft besproken wat het vervolgtraject zou moeten zijn, gelet op de te korte stift. Op grond van deze omstandigheden is het College van oordeel dat klachtonderdeel (7) slaagt.

5.8       Klachtonderdeel (8) heeft betrekking op de bewaarplicht van de röntgenfoto’s in het dossier ten aanzien van klager. Klager heeft aangevoerd dat hij, ondanks herhaald verzoek daartoe, geen röntgenfoto’s over de periode september 1993 – december 2001 van de tandarts heeft ontvangen. De tandarts heeft aangevoerd dat klager tussen 1995 en 1997 in het geheel niet bij de tandarts is geweest en er van die periode geen röntgenfoto’s zijn. Voor het overige is de tandarts van mening dat uit de behandelkaarten afdoende blijkt hoe de situatie was.

Het College stelt voorop dat in artikel 7:454 lid 3 BW is bepaald dat het medisch dossier (tenminste) 15 jaar moet worden bewaard. Deze bewaartermijn is per 1 april 2005 ingevoerd (daarvoor gold een wettelijke bewaartermijn van tien jaar), met terugwerkende kracht tot 1 april 1995. Dit brengt mee dat de tandarts de röntgenfoto’s die na 1997 zijn gemaakt – het College gaat er vanuit dat er in de periode 1995 – 1997 geen röntgenfoto’s door de tandarts zijn gemaakt – door de tandarts hadden moeten wordt bewaard, hetgeen kennelijk niet is gebeurd. In zoverre heeft de tandarts niet aan zijn dossierplicht voldaan.

5.9       Ten aanzien van de dossierplicht overweegt het College voorts dat is gebleken dat de tandarts aantekeningen aan het dossier, in het bijzonder de behandelkaarten, heeft toegevoegd en kopieën daarvan aan de gedingstukken heeft gehecht. De tandarts heeft ter zitting toegelicht dat hij die aantekeningen heeft gemaakt ten behoeve van de voorbereiding van zijn verweer en dat hij geen wijzigingen heeft aangebracht in de behandeltechnische gegevens. Het College stelt vast dat de toegevoegde aantekeningen onder meer betrekking hebben op medisch inhoudelijke informatie. Zo zijn onder meer markeringen aangebracht in de op de stamkaart voorgedrukte gebitselementen en is onder het kopje “Bijzonderheden” toegevoegd: “P.A.” (parodontale aandacht). Het College is van oordeel dat dit soort aantekeningen niet achteraf aan het originele dossier behoort te worden toegevoegd. Ook in dit opzicht heeft de tandarts niet aan zijn dossierplicht voldaan zodat klachtonderdeel (8) eveneens gegrond moet worden verklaard.

5.10     Uit hetgeen ten aanzien van klachtonderdelen (1), (3), (6), (7) en (8) is overwogen volgt dat de tandarts niet de zorg heeft betracht die van hem mocht worden gevergd.

5.11     Op grond van het voorgaande wordt na te melden maatregel passend en geboden geacht.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

Legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. M.E. Hon é e, lid-jurist, drs. H.W. Luk, drs. F.S. Kroon, en drs. M.M.L.F. Smulders, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

3 augustus 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.