ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0414 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 121

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0414
Datum uitspraak: 06-07-2010
Datum publicatie: 06-07-2010
Zaaknummer(s): 2009 H 121
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts dat hij het uitspuiten van haar oren ten onrechte heeft overgelaten aan een doktersassistente en de destijds binnen de praktijk van de huisarts getroffen maatregelen en het geldende protocol voor het uitvoeren van een cerumenlavage onvoldoende waarborgen gaven voor een juiste en zorgvuldige behandeling. Tenslotte verwijt klaagster de huisarts dat hij na vaststelling van de trommelvliesperforatie onvoldoende heeft gedaan om klaagster snel onder behandeling te krijgeven van een specialist. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College wijst de klacht in al haar onderdelen af.  

Datum uitspraak: 6 juli 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B, gemeente C,

klaagster,

tegen:

D , huisarts,

wonende te E ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 19 juni 2009. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 25 mei 2010. Klaagster is, met kennisgeving, niet verschenen. De arts is ter zitting verschenen en werd bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht. Ter zitting heeft de arts de destijds binnen zijn praktijk geldende richtlijn voor het uitvoeren van een cerumenlavage overgelegd.

2. De feiten

Op 11 november 2009 heeft klaagster zich tot de praktijk van de arts gewend in verband met verminderd gehoor aan het linker oor met het verzoek dit oor uit te spuiten. Bij het maken van de afspraak heeft klaagster aan de assistente meegedeeld dat zij in het verleden meermalen last had gehad van oorontstekingen.

De assistente van de arts heeft beide oren van klaagster onderzocht. De assistente stelde vast dat er sprake was van littekenweefsel als gevolg van de eerdere oorontstekingen. Omdat ook in het rechter oor van klaagster een prop werd aangetroffen, is in overleg met klaagster besloten ook dit oor uit te spuiten.

Het uitspuiten van het linker oor verliep zonder problemen. Bij het uitspuiten van het rechteroor voelde klaagster een acute pijn waarna de assistente de behandeling direct heeft afgebroken. De assistente heeft vervolgens contact opgenomen met de arts en het voorval met hem besproken. Diezelfde middag is klaagster door de arts gezien waarbij werd vastgesteld dat het trommelvlies in het rechter oor van klaagster geperforeerd was. De arts heeft klaagster doorverwezen naar een KNO-arts bij wie zij de volgende dag terecht kon voor een consult. Klaagster heeft zich evenwel diezelfde dag nog tot een andere KNO-arts gewend. Nadien heeft de arts niet meer van klaagster vernomen. Ook de door klaagster aangezochte KNO-arts heeft geen informatie aan de arts gegeven.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts kort gezegd het navolgende:

1. De arts heeft het uitspuiten van de oren van klaagster ten onrechte overgelaten aan een assistente die kennelijk onvoldoende kennis van zaken had en over onvoldoende ervaring beschikte. Als gevolg daarvan is bij de behandeling het trommelvlies van klaagster geperforeerd, wat tot blijvende klachten heeft geleid. Op grond van de historie van oorontstekingen bij klaagster en het feit dat er door de assistente littekenweefsel was geconstateerd, had de behandeling nooit plaats mogen vinden. Dit heeft de arts aan klaagster bevestigd.

2. De destijds binnen de praktijk van de arts getroffen maatregelen en het geldende protocol voor het uitvoeren van een lavage, boden onvoldoende waarborgen voor een juiste en zorgvuldige behandeling. Dat dit protocol te kort schoot, blijkt wel uit het feit dat het nadien door de arts is aangepast. Sindsdien voert hij uitsluitend zelf nog de betreffende behandeling

uit. De arts had moeten toezien op een deugdelijke behandeling.

3. Nadat de perforatie van het trommelvlies door de arts was vastgesteld, heeft hij onvoldoende gedaan om klaagster snel onder behandeling te krijgen van een specialist. Hierdoor is klaagster de noodzakelijk medische zorg onnodig lang onthouden.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Dat een arts een relatief eenvoudige medische handeling als een cerumenlavage niet zelf verricht maar laat uitvoeren door een assistente, is niet ongebruikelijk en acceptabel. In een dergelijk geval dient de arts zich ervan te vergewissen dat de assistente over voldoende opleiding en ervaring beschikt, of anders gezegd; voldoende gekwalificeerd en bekwaam is en dient hij ervoor zorg te dragen dat het de assistente duidelijk is hoe te handelen. In het onderhavige geval beschikte de assistente over alle relevante diploma’s. Bovendien heeft de arts vooraf geverifieerd dat zij over voldoende ervaring beschikte.

Verder gold binnen de praktijk van de arts een duidelijk protocol volgens welke de lavage door de assistente diende te worden uitgevoerd. De inhoud van dit protocol voldoet aan de daarvoor geldende standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Aannemelijk is dat dit protocol bij de behandeling van klaagster ook strikt is gevolgd. Dat de arts tegen klaagster heeft gezegd dat de behandeling niet plaats had mogen vinden, is door hem uitdrukkelijk betwist. Dit staat dus niet vast.

Het is het college niet gebleken dat de arts op enigerlei wijze te kort is geschoten in zijn zorgplicht. Er zijn door hem voldoende waarborgen gesteld om een deugdelijke behandeling door de assistente te laten uitvoeren. Dat zich desondanks toch een complicatie heeft voorgedaan is spijtig, maar leidt niet tot de conclusie dat de arts ten aanzien daarvan enig tuchtrechtelijk verwijt treft.

5.2 De inhoud van het destijds binnen de praktijk van de arts geldende protocol voor het uitvoeren van een cerumenlavage is adequaat en roept bij het college geen vragen op. Het feit dat de arts na de bij klaagster opgetreden complicatie nog slechts zelf de desbetreffende behandeling verricht en deze niet langer laat uitvoeren door zijn assistente, is door de arts ter zitting afdoende toegelicht. Van enige ondeugdelijkheid van het protocol is niet gebleken.

5.3 De behandeling zelf is conform het protocol uitgevoerd. Het protocol bepaalt dat alleen in het geval sprake is van eerdere ooroperaties en/of eerdere perforaties van het trommelvlies geen lavage mag plaatsvinden. Daarvan was in het geval van klaagster geen sprake zodat er voor de assistente geen beletsel was om de behandeling uit te voeren

Het feit dat klaagster vooraf melding had gemaakt van eerdere oorontstekingen, noch het gegeven dat het onderzoek uitwees dat er sprake was van littekenweefsel in het rechteroor van klaagster, is zonder meer niet voldoende voor de conclusie dat de assistent van de behandeling had moeten afzien.

5.4 Nadat de complicatie was opgetreden heeft de arts tijdig en adequaat gereageerd. Van door klaagster gestelde onredelijke vertraging in de verdere behandeling door de arts zelf en/of de doorverwijzing van klaagster naar een KNO-arts, is het college niet gebleken zodat ook dit klachtonderdeel wordt afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, dr. R.W. Koster, Prof. dr. M.E. Vierhout, A.J.M.F. Janssen, leden-artsen, bijgestaan door mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.