ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0413 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 T 176

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0413
Datum uitspraak: 06-07-2010
Datum publicatie: 06-07-2010
Zaaknummer(s): 2009 T 176
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers, tevens werkgevers, verwijten de psychiater dat hij zonder klagers of de bedrijfsarts te horen, enkel gebaseerd op de visie van werkneemster, een negatieve verklaring over klagers heeft opgesteld die de advocaat van werkneemster heeft overgelegd in een verzoekschriftprocedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toekenning van een (aanmerkelijke) schadevergoeding. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College dat in ziet dat klagers een zeker (financieel) belang hebben in de deze kwestie is echter van oordeel dat klagers, in hun hoedanigheid van werkgever niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van art. 65 lid 1 onder a van de Wet BIG en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. Tevens bepaalt het College dat deze beslissing op voet van art. 71 Wet Big zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van

A

en

B,

beiden wonende te C ,

klagers ,

tegen               

D, psychiater

wonende te E ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 16 september 2009. De arts heeft op de klacht gereageerd. Op brieven van 23 november 2009, 23 december 2009 en 16 december 2009 van de secretaris van het Tuchtcollege om te reageren op de inhoud van de brief van 23 november 2009 van voornoemde secretaris hebben klagers niet gereageerd. Daarna is het schriftelijk onderzoek gesloten. Het College heeft de klacht op 11 mei 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Klagers hebben een werkneemster in dienst, die zich in februari 2009 vanwege een arbeidsconflict ziek heeft gemeld. Vervolgens heeft deze werkneemster bij de kantonrechter een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toekenning van een (aanmerkelijke) schadevergoeding. Bij het verzoekschrift is een aan de advocaat van werkneemster gerichte verklaring ten name van de arts overgelegd, waarin de arts onder meer stelt:

“Patiënte is jarenlang het leven zuur gemaakt door haar werkgever en dit heeft geleid tot het ontwikkelen van een depressie. Er is dus een direct verband tussen het werkconflict en haar depressie.”

3. De klacht

Klagers menen dat de arts niet tot dergelijke verklaring mocht komen nu hij klagers en de bedrijfsarts noch schriftelijk, noch mondeling heeft gehoord. De arts heeft zijn verklaring louter gebaseerd op de visie van de werkneemster. Klagers achten een dergelijke handelwijze onzorgvuldig en klachtwaardig.

4. Het standpunt van de arts

De arts stelt kort gezegd, dat klagers hem niet bekend zijn.

5. De beoordeling

5.1       In deze kwestie is de vraag aan de orde in hoeverre klagers een zelfstandig klachtrecht toekomt. Op grond van het bepaalde in artikel 65, lid 1 onder a van de Wet BIG wordt een tuchtzaak aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van – onder meer – een rechtstreeks belanghebbende. Onder dit begrip vallen in ieder geval de patiënt zelf en de nabestaanden van de overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn. Dat is in de eerste plaats het geval indien de patiënt minderjarig is of anderszins handelingsonbekwaam. Een redelijke wetstoepassing brengt voorts mee dat de naaste betrekkingen ook als rechtstreeks belanghebbende moeten worden aangemerkt wanneer de patiënt met de indiening van de klacht instemt.

De naaste betrekkingen zijn eveneens gerechtigd een klacht in te dienen indien de klacht een handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaar betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van die naaste betrekkingen van de patiënt.

En tenslotte valt uit de Memorie van Toelichting (kamerstukken II 1985-1986, 19 522, nr.3)  op te maken dat onder omstandigheden ook collega’s van beroepsbeoefenaren als rechtstreeks belanghebbenden kunnen worden beschouwd. Hierbij wordt als voorbeeld gegeven het geval waarin een beroepsbeoefenaar wordt verweten zich zo oncollegiaal te hebben gedragen dat daardoor de goede gang van zaken bij de uitoefening van individuele gezondheidszorg wordt gestoord.

5.2       Het College ziet in dat klagers een zeker (financieel) belang hebben in deze kwestie. Echter, in hun hoedanigheid van werkgever van de patiënt kunnen klagers, gezien hetgeen hierboven onder 5.1 is aangegeven, niet worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG. Het College zal klagers dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun klacht.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage verklaart klagers

niet-ontvankelijk in hun klacht.

Bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 11 mei 2010 door: mr. M.A. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek , lid-jurist, prof. dr. M.W. Hengeveld, dr. B. van Ek, dr. F.E. Ros, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris .

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klagers, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover zij niet-ontvankelijk zijn verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.