ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0380 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 T 222c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0380
Datum uitspraak: 15-06-2010
Datum publicatie: 16-06-2010
Zaaknummer(s): 2008 T 222c
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de KNO-arts haar zoon zonder haar toestemming te hebben behandeld, de diagnose te hebben afgegeven op een computeruitdraai, waardoor de herkomst en betrouwbaarheid van de diagnose onzeker was en een onjuiste diagnose te hebben gesteld. De KNO-arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft alle klachtonderdelen ongegrond geacht en de klacht in haar geheel in raadkamer afgewezen.        

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , KNO-arts

werkzaam te D ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 5 februari 2009. De arts heeft een verweerschrift, gedateerd 16 maart 2009, ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Klaagster heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Van dit verhoor op 14 januari 2010 is proces-verbaal opgemaakt. Het College heeft de klacht op 20 april 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

De arts heeft op 22 december 2008 de toen 11-jarige zoon van klaagster, vergezeld door zijn pleegmoeder,  eenmalig gezien op het poliklinisch spreekuur wegens verkoudheidsklachten, dan wel keelklachten. De arts heeft de zoon van klaagster onderzocht. Er is voorts een röntgenfoto van de sinus gemaakt. De arts heeft zijn bevindingen in een brief aan de huisarts vastgelegd. De conclusie was dat er sprake was van een rustig, normaal KNO-gebied.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts

1. Zich niet voldoende op de hoogte te hebben gesteld van de gezagsbevoegdheid ten aanzien van de zoon van klaagster en hem zonder haar toestemming te hebben behandeld;

2. De diagnose te hebben afgegeven op een computeruitdraai, waardoor volgens klaagster onzekerheid over de herkomst en betrouwbaarheid van de diagnose is ontstaan;

3. Een onjuiste diagnose te hebben gesteld en geen nadere uitleg van het ziektebeeld te hebben gegeven.

4. Het standpunt van de arts

4.1. De arts licht toe dat de verwijzing van de huisarts, de aanwezigheid van de pleegmoeder en de door hen benoemde ongerustheid van de moeder over de verkoudheidsklachten van de zoon voor hem aanwijzingen zijn geweest om de toestemming van de gezagsouder te veronderstellen en niet te twijfelen aan de rechtmatigheid van het consult van de zoon van klaagster. Het KNO-onderzoek is eenvoudig en weinig ingrijpend geweest en is een veel voorkomende verrichting. Het heeft geen bijzondere of grote gevolgen voor de zoon van klaagster gehad.

4.2. De arts is van mening dat zijn brief aan de huisarts met daarin de diagnose een volstrekt helder stuk is: Er kon geen misverstand ontstaan over de geadresseerde, de huisarts, en de afzender. De zoon van klaagster is daarin geïdentificeerd met naam, geboortedatum en adres. De bevindingen en diagnose zijn helder beschreven.

4.3. De arts is voorts van mening dat hij op zorgvuldige wijze verslag heeft gedaan van zijn bevindingen tijdens het poliklinische consult van de zoon van klaagster. Hij heeft geen bijzonderheden in het KNO-gebied vastgesteld. Mede om aan de ongerustheid van klaagster

tegemoet te komen is een röntgenfoto van de sinus gemaakt. De foto liet een heldere sinus zien.

5. De beoordeling

5.1. De klacht valt in drie onderdelen uiteen. Klaagster verwijt de arts dat hij haar zoon zonder haar toestemming heeft behandeld; voorts dat de wijze waarop de arts de diagnose heeft kenbaar gemaakt tot onzekerheid over de herkomst en betrouwbaarheid van de diagnose leidt en ten slotte dat een onjuiste diagnose is gesteld en geen nadere uitleg van het ziektebeeld is gegeven. 

5.2. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel stelt het College vast dat voor behandeling van een kind die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt in beginsel de toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers nodig is. De toestemming mag evenwel in de gegeven omstandigheden worden verondersteld, met name nu het ging om verrichtingen die naar hun aard en voor wat betreft de gevolgen niet ingrijpend waren. Het College is dan ook van oordeel dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.

5.3. Met betrekking tot het tweede en derde klachtonderdeel is het College uit de door de arts overgelegde brief aan de huisarts gebleken dat de herkomst van deze brief, alsook de bevindingen en diagnose van de arts daarin voldoende duidelijk zijn, zodat ook deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

5.4. Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen zonder nader onderzoek als ongegrond moeten worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 20 april 2010 door:

mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, , dr. B. van Ek,

drs. F.G.A.J. Hakvoort-Cammel en dr. J.W. van ’t Wout, leden-artsen, bijgestaan door

mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, plv. secretaris .

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.