ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0379 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 T 113b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0379
Datum uitspraak: 15-06-2010
Datum publicatie: 15-06-2010
Zaaknummer(s): 2009 T 113b
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts dat hij tijdens zijn huisbezoek aan haar zoon onvoldoende onderzoek heeft gedaan en voortzetting van pijnmedicatie heeft geadviseerd terwijl deze niet hielp en voorts dat  hij zich onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid op het bezoek. Toen de huisarts ervan op de hoogte raakte na het afleggen van het huisbezoek dat de zoon van klaagster suikerpatiënt is, heeft hij zijn advies niet aangepast. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft alle klachtonderdelen ongegrond geacht en de klacht in haar geheel afgewezen.        

Datum uitspraak: 15 juni 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , huisarts,

wonende te D,

de persoon over wie wordt geklaagd,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 11 juni 2009. Namens de arts is een verweerschrift ingediend door mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht. Vervolgens is gerepliceerd en gedupliceerd. Een schriftelijke machtiging van na te noemen patiënt aan klaagster tot het indienen van de klacht is door het College ontvangen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 20 april 2010. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De arts werd daarbij bijgestaan door mr. De Jong.

Tijdens de zitting is eveneens een door klaagster ingediende klacht tegen haar voormalig huisarts behandeld. Het College doet in die zaak afzonderlijk uitspraak.

2. De feiten

2.1       Klaagster is de moeder van E (verder te noemen: E/patiënt). Zij heeft op zaterdag 7 maart 2009 om 12.30 uur telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpost omdat E op 1 maart 2009 tijdens het voetballen een trap in zijn ribbenstreek had gekregen en hij, nadat hij vervolgens nog een week als dakdekker had gewerkt, veel pijn had gekregen. Een waarnemend huisarts heeft paracetamol voorgeschreven.

2.2       Diezelfde dag, om 18.00 uur, heeft klaagster opnieuw telefonisch contact met de huisartsenpost opgenomen en gemeld dat E nog steeds veel pijn had, niet op of neer kon, niet kon drinken, geen eetlust had en suikerpatiënt is, en dat hij pijn had bij het ademhalen. Een waarnemend huisarts heeft een huisbezoek afgelegd, en een ribcontusie bij de 7e rib rechts vastgesteld. Hij heeft geen hematoom gezien. Hij heeft Arthrotec voorgeschreven en E geadviseerd rust te houden.

2.3       Op 8 maart 2009 heeft klaagster voor de derde maal telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpost omdat E koorts had gekregen. Klaagster vroeg zich af of dit door de kneuzing kwam. Desgevraagd vertelde klaagster dat E niet benauwd was. Een waarnemend huisarts heeft geadviseerd om de situatie even aan te zien; bij heftige pijn bij het ademen en bij benauwdheidsklachten moest opnieuw contact worden opgenomen.

2.4       Op 11 maart 2009 om 23.30 uur heeft klaagster nogmaals telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpost omdat E nu ook een bult op zijn rug had gekregen, niet kon lopen en niet kon eten door de pijn, en ademhalen moeizaam ging. E dronk alleen energiedrank en zijn bloedsuikergehalte was veel te hoog. De arts was op dat moment de dienstdoende arts bij de huisartsenpost en heeft ’s nachts een huisbezoek afgelegd. Hij heeft een hematoom bij de rechterzij van de thorax gezien en bij het  beluisteren van de longen geconstateerd dat het ademgeruis rechts iets verminderd was. De arts heeft geadviseerd een verwijzing bij de eigen huisarts te vragen voor een thoraxfoto de volgende dag. Voorts adviseerde hij voortzetting van het gebruik van Arthrotec.

2.5       Op 12 maart 2009 heeft de eigen huisarts een visite afgelegd. Hij heeft geen aanleiding gezien voor het laten maken van een thoraxfoto.

2.6       Op zaterdag 14 maart 2009 heeft een waarnemend huisarts een huisbezoek afgelegd, onder meer naar aanleiding van de melding van klaagster dat E bloed plaste. Deze huisarts heeft E toen in ernstig zieke toestand aangetroffen en hem per ambulance naar het ziekenhuis laten vervoeren. E is vervolgens op de intensive care opgenomen. In het ziekenhuis is geconstateerd dat hij een dubbele longontsteking had, veroorzaakt door een staphylococcenbacterie.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts, kort samengevat, dat hij tijdens de visite in de nacht van 11 op 12 maart 2009 geen glucose heeft gemeten terwijl er diverse keren was gemeld dat het suikergehalte te hoog was. Voorts verwijt zij de arts dat hij geen koorts heeft gemeten en dat hij voortzetting van het gebruik van pijnstillers heeft geadviseerd terwijl deze niets hielpen. Tenslotte wordt de arts verweten dat hij zich onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid op het huisbezoek omdat hem niet bekend was dat E suikerpatiënt is. Toen de arts hiervan - na het afleggen van het huisbezoek - op de hoogte raakte, heeft hij zijn advies niet aangepast.

4. Het standpunt van de arts

De arts bestrijdt dat hem een tuchtrechtelijk verwijt treft. De arts heeft een huisbezoek afgelegd en daarbij lichamelijk onderzoek verricht. Patiënt was goed aanspreekbaar. De arts heeft de thorax geïnspecteerd en een hematoom aan de rechterkant van de thorax geconstateerd. Hij heeft de longen uitgebreid beluisterd en de saturatie gemeten (98%). Patiënt maakte geen koortsige indruk zodat er geen aanleiding was koorts te meten.

De arts heeft geadviseerd om de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts ten behoeve van het maken van thoraxfoto. Voorts heeft het voortzetting van de medicatie geadviseerd.

Toen de arts de oproep kreeg om een visite af te leggen, heeft hij geen kennis kunnen nemen van de door de assistente genoteerde gegevens. De arts heeft achteraf vernomen dat het een suikerpatiënt betrof. Er was echter geen aanleiding het reeds geadviseerde beleid aan te passen.

5. De beoordeling

5.1       Klaagster heeft in de periode van 7 tot en met 14 maart 2009 vijf keer contact opgenomen met de huisartsenpost. De arts is daarbij eenmaal betrokken geweest, namelijk toen hij als dienstdoend huisarts in de nacht van 11 op 12 maart een huisbezoek heeft afgelegd. Op grond van hetgeen de arts ter zitting naar voren heeft gebracht, stelt het College vast dat de assistente telefonisch gegevens over de patiënt aan de arts heeft doorgegeven met het verzoek een visite af te leggen. De arts beschikte op dat moment dus niet over alle gegevens van de huisartsenpost. De arts heeft vervolgens een huisbezoek afgelegd en onderzoek verricht, bestaande uit het inspecteren van de thorax, het beluisteren van de longen en het meten van de saturatie. Blijkens de bevindingen in het waarneembericht dacht de arts aan een ribkneuzing. De arts overwoog als differentiaal diagnose de mogelijkheid van een kleine pneunomie dan wel een kneuzing van de long.

5.2       Duidelijk is dat de arts de mate van ziekzijn van E heeft onderschat, terwijl ook de anamnese (onder meer op het punt van de suikerziekte) verder uitgediept had kunnen worden. Daar staat tegenover dat de arts wél het nodige onderzoek heeft verricht en juiste adviezen voor de dag erna (huisarts/thoraxfoto) heeft gegeven. De latere beslissing van de eigen huisarts dat er geen aanleiding was een thoraxfoto te maken, kan de arts vanzelfsprekend niet worden aangerekend. Al met al acht het College het handelen van de arts niet dusdanig dat hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, ook al had de arts,  achteraf bezien, er beter aan gedaan de thoraxfoto direct te laten maken, en patiënt uitvoeriger te bevragen. In dit kader overweegt het College nog dat de uiteindelijk aangetroffen longontsteking, veroorzaakt door een staphylococcenbacterie, een vrij zeldzame aandoening is met een moeilijk te herkennen ziektebeeld, met name bij jonge patiënten.

Gelet op het vorenstaande komt het College tot de slotsom dat de klacht in zijn geheel ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Hon é e, lid-jurist, dr. B. van Ek, drs. F.G.A.J. Hakvoort-Cammel, en dr. J.W. van ‘t Wout, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, plv. secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.