ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0340 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 061

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0340
Datum uitspraak: 02-06-2010
Datum publicatie: 03-06-2010
Zaaknummer(s): 2009 H 061
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts a) gebrek aan objectiviteit in communicatie met hem als gezagdragend ouder, b) suggestieve dossieropbouw, weigering van verstrekking van het verslag en onnodige belasting van patiënt c.q. niet nakoming zorgplicht en c) onrechtmatige weigering tot overdracht. Toen het verslag later alsnog in het bezit van klager werd gesteld, bleek het verslag onjuist te zijn. Voorts wordt de huisarts nog verweten te hebben geweigerd de zienswijze van klager op volgens klager valse beschuldigingen in het dossier op te nemen. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft in raadkamer alle klachtonderdelen afgewezen.      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft als volgt overwogen en beslist in de klacht van

                                                            A,

                                                            wonende te B ,

                                                            klager ,

tegen

                                                            C, huisarts,

                                                            wonende te D,

                                                            De persoon over wie geklaagd wordt,

                                                            hierna te noemen de arts

1. Het procesverloop

Het klaagschrift met de bijlagen is op 30 maart 2009 ontvangen. De arts heeft hierop bij antwoord, voorzien van verschillende schriftelijke stukken, commentaar gegeven. Hierna heeft klager onder bijvoeging van stukken gerepliceerd, waarna de arts heeft gedupliceerd. De hoorzitting in het vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 19 november 2009 te

’s-Gravenhage. De klacht is op 6 april 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

De arts is sinds enkele jaren de huisarts van klagers beide zonen.

Klager is sinds 2002 gescheiden van de moeder van de kinderen. Tussen de ouders bestaan al jaren diepgaande verschillen van inzicht. Zo zou volgens klager de moeder weigeren met klager over de kinderen te communiceren. Over en weer zijn procedures gevoerd, en soms tot aan de Hoge Raad.

In verband met de onopgeloste geschillen heeft klager zich tot de arts gewend om informatie over de kinderen te verkrijgen. Klager acht de verstrekte informatie onvoldoende.

De oudste zoon E heeft vanaf december 2005 tot juni 2008 zijn hoofdverblijf bij klager en zijn nieuwe partner gehad.

Na een klacht van de moeder bij de arts over bij E geconstateerde blauwe plekken,

eind maart 2008, is door de arts een verslag van zijn constateringen gemaakt, voorzien van een foto.

Klager heeft in de periode dat hij het gezag had over E besloten voor hem van huisarts te veranderen. Op of omstreeks 13 juli 2007 heeft de arts geweigerd te voldoen aan het verzoek om het dossier af te geven. Op 19 juli 2007 is het dossier alsnog overgedragen.

Op 9 juli 2008 heeft de rechtbank de moeder (weer) met het eenhoofdig gezag over beide kinderen belast, waarna zij ook E weer in de huisartsenpraktijk van de arts heeft ingeschreven.

3. De klacht en het standpunt van klager

Klager verwijt verweerder:

a)      gebrek aan objectiviteit in communicatie met hem als gezagdragend ouder;

b)      suggestieve dossieropbouw, weigering van verstrekking van het verslag en onnodige belasting van patiënt c.q. niet nakoming zorgplicht;

c)      onrechtmatige weigering tot overdracht.

De arts heeft ondanks verzoek daartoe van klager aanvankelijk geweigerd het gemaakte verslag van de melding van de blauwe plekken af te geven. Toen dit later alsnog in het bezit van klager werd gesteld, bleek het verslag onjuist te zijn.

De arts heeft voorts geweigerd de zienswijze van klager op volgens klager valse beschuldiging in het dossier op te nemen.

4. Het standpunt van de arts en het verweer

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen

5.1 De klachtonderdelen zullen gezamenlijk worden behandeld.

Het ernstigste bezwaar van klager aan het adres van de arts houdt in, zakelijk weergegeven, dat de arts zich eenzijdig en partijdig ten nadele van klager heeft opgesteld. Het college kan klager echter in dit verwijt niet volgen. Uit de in het geding zijnde stukken kan niet worden afgeleid dat de arts een partijdige positie heeft ingenomen in de geschillen tussen de ouders. Integendeel, het is aannemelijk geworden dat de arts op de vele vragen en wensen van klager om informatie en uitleg, naar vermogen heeft gereageerd en zich afzijdig heeft gehouden van het geven van een oordeel over de, steeds maar voortdurende, discussies tussen klager en zijn voormalige echtgenote. De correspondentie tussen klager en de arts, met uitzondering mogelijk van de mail van de arts van 25 juli 2007, bevestigt dit oordeel. In die mail heeft de arts klager eraan herinnerd dat een eerdere klacht aan het adres van de arts geheel onterecht bleek en door het tuchtcollege is afgewezen. Daaraan heeft de arts, niet onbegrijpelijk maar wel minder relevant voor het onderhavige geschil, toegevoegd dat die eerste klacht de arts veel tijd heeft gekost.

Onweersproken is dat de arts, anders dan klager heeft gesteld, geen vriendschappelijke maar slechts huisartscontacten onderhoudt met de voormalige echtgenote van klager en haar familie. Onweersproken is ook dat klager beschikt over de volledige medische dossiers van zijn kinderen.

De door klager gewraakte verklaring van de arts betreft een passage in het journaalverslag d.d. 27 maart 2007. Deze verklaring betreft E en is, naar het oordeel van het college, helder, geeft geen blijk van een subjectief oordeel en is volkomen gerechtvaardigd.

5.2 De gestelde weigering van de arts om mee te werken aan de overdracht van het dossier heeft hij gemotiveerd bestreden en in elk geval in een ander daglicht geplaatst. Daarbij heeft hij er onder andere op gewezen dat de omstandigheden waaronder op 13 juli 2007 om de overdracht werd gevraagd, overigens niet door klager maar door zijn nieuwe echtgenote en een drukke wachtkamer, het eenvoudigweg niet mogelijk maakten om het dossier meteen mee te geven. Ook voor het feit dat de arts, in de periode tot 9 juli 2008, niet is ingegaan op de verzoeken van klager met betrekking tot E, kan hem in redelijkheid geen verwijt worden gemaakt.

5.3 Uit de in het geding gebrachte correspondentie komt naar voren dat klager van de arts meent te mogen verwachten dat deze zich op ieder door klager gewenst moment zonder uitstel informatie verschaft dan wel zich verantwoordt voor zijn gedrag. Daarmee verwacht klager meer van de arts dan waartoe deze in redelijkheid verplicht is.

Nu overigens geen aanknopingspunten zijn gebleken voor de vaststelling dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld op grond van de door klager geformuleerde verwijten, zal de klacht in haar onderdelen in raadkamer worden afgewezen.

De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg wijst de klacht af.

Deze beslissing is op 6 april 2010 in raadkamer gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, W.V.M. Perquin, A.J.M.F. Janssen en F.G.A.J.

Hakvoort-Cammel, leden-artsen, bijgestaan door mr. J. P. Hoogland, secretaris .

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.