ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0316 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 T 222a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0316
Datum uitspraak: 25-05-2010
Datum publicatie: 26-05-2010
Zaaknummer(s): 2008 T 222a
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij klaagsters zoon heeft onderzocht zonder toestemming van klaagster. Daarnaast had klaagster graag gezien dat de onderzoeksgegevens waren vernietigd. De gz-psycholoog heeft verweer gevoerd en o.m. aangegeven direct maatregelen te hebben genomen toen bleek dat er vooraf geen toestemming was verleend door klaagster. Het College heeft de klacht in haar geheel in raadkamer afgewezen.      

2008 T 222 a

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s- Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

                                                      A

                                                      wonende te B

                                                      klaagster,

                                                      tegen

                                                      C, gz-psycholoog,

                                                      wonende te D,

                                                      de persoon over wie wordt geklaagd,

                                                      hierna als de psycholoog aan te duiden.   

1. Het verloop van de procedure.

Het klaagschrift is op 15 december 2008 ontvangen en aangevuld bij brief van 3 februari 2009. De psycholoog heeft bij brief van 28 februari 2009 op de klacht geantwoord. Klaagster heeft hierop gereageerd bij brief van 13 april 2009 en nogmaals bij brief van 12 mei 2009. De psycholoog heeft hierop weer geantwoord bij brief van 5 juni 2009. Klaagster is in het kader van het vooronderzoek op 14 januari 2010 gehoord. Van dit gehoor is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich onder de stukken bevindt. Het College heeft de klacht op 30 maart 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten.

De psycholoog heeft in 2008 voor de stichting E een psychologisch onderzoek gedaan bij F, een zoon van klaagster. Voor dit onderzoek was door klaagster geen toestemming gegeven terwijl het gezag over haar zoon volledig bij klaagster gelegen was. De psycholoog heeft zodra zij vernomen had dat klaagster voor het onderzoek geen toestemming had gegeven, de directie van de stichting E laten weten het door haar gemaakte onderzoeksverslag in te trekken en een gepland adviesgesprek hierover niet door te laten gaan.

3. De klacht.

Klaagster maakt de psycholoog het verwijt klaagsters zoon te hebben onderzocht zonder daarvoor de toestemming van klaagster te hebben gehad. Klaagster heeft daar aan toegevoegd dat zij graag gezien had dat de onderzoeksgegevens waren vernietigd.

4. Het standpunt van de psycholoog.

De psycholoog heeft laten weten reeds jaren onderzoek te doen voor de bovenvermelde stichting, waarbij nooit eerder problemen of klachten zijn opgetreden. Op 10 december 2008 ontving de psycholoog een brief van klaagster dat het gezag over de zoon bij haar lag en dat zij nooit toestemming voor onderzoek, dat op 29 oktober 2008 was gedaan, had gegeven. Nog

diezelfde dag heeft de psycholoog contact opgenomen met de stichting en gehandeld als onder de feiten al is weergegeven.

5. De beoordeling.

Klaagster en de psycholoog zijn het er over eens dat voor het onderzoek van klaagsters zoon toestemming van klaagster verkregen had moeten worden. De psycholoog heeft er kennelijk op vertrouwd dat die toestemming door de genoemde stichting was verkregen, voordat haar het verzoek werd gedaan de zoon van klaagster te onderzoeken. Toen dat niet het geval bleek te zijn geweest, heeft de psycholoog direct maatregelen genomen teneinde te bereiken dat van de onderzoeksgegevens geen gebruik kon worden gemaakt. Het College kan zich daar mee verenigen. Het was beter geweest indien de psycholoog zich van te voren had vergewist of door klaagster toestemming was verleend, maar het College wil het nalaten hiervan de psycholoog niet aanrekenen nu dit punt in het verleden kennelijk nimmer tot problemen aanleiding had gegeven.

Het College moet tenslotte nog in gaan op het verwijt dat de psycholoog de onderzoeksgegevens nog niet heeft vernietigd. Klaagster heeft om vernietiging gevraagd en de psycholoog heeft daarop niet gereageerd. Het College moet daarom aannemen dat de gegevens nog niet vernietigd zijn. Het College acht dit niet verwijtbaar, nu er door klaagster een klacht over het handelen van de psycholoog was ingediend. Dat laat onverlet dat de psycholoog er goed aan zou doen de gegevens alsnog te vernietigen zodra de beslissing in deze klacht onherroepelijk is geworden. Van die vernietiging zou zij klaagster tenslotte op de hoogte dienen te stellen.

De klacht zal als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is genomen in raadkamer op 30 maart 2010 door: mr P.A. Offers, voorzitter, drs J. Feenstra, drs E.S.J. Roorda – de Man, leden-gezondheidszorgpsycholoog, bijgestaan door mr V.J. Schelfhout – van Deventer als secretaris.

Voorzitter                                                                              Secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.