ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0314 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 139
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0314 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-05-2010 |
Datum publicatie: | 26-05-2010 |
Zaaknummer(s): | 2009 O 139 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld, althans een oordeel te hebben gegeven tegenover de kinderrechter over klaagster, dit zonder haar ooit te hebben gezien of onderzocht. Ook heeft zij de verzoekschriften tot verlenging van de uithuisplaatsing gefiatteerd zonder klaagster te hebben gezien of onderzocht. Voorts verwijt klaagster de gz-psycholoog dat zij heeft gehandeld in strijd met het algemeen belang van de individuele gezondheidszorg door te weigeren haar BIG-registratie kenbaar te maken. De gz-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. |
Datum uitspraak: 25 mei 2010
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C,
gezondheidszorgpsycholoog,
werkzaam te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de psycholoog.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift, namens klaagster ingediend door mr. R. Feiner, advocaat te Rotterdam, is ontvangen op 13 juli 2009. Namens de psycholoog heeft mr. A.C. van Seventer, advocaat te Rotterdam, een verweerschrift ingediend. Daarna hebben partijen achtereenvolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 30 maart 2010. Partijen, beide vergezeld door genoemde gemachtigden, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. De feiten
De zoon van klaagster is van 2001 tot 2005 uit huis geplaatst. Nadat hij weer thuis was heeft Bureau Jeugdzorg in het gezin hulpverlening georganiseerd door het Leger des Heils in de vorm van het programma “Stabiel”. Die hulp is gegeven onder dwang of drang van een justitiële maatregel. Er is vooraf vastgelegd dat wederom een uithuisplaatsing zou volgen als geen positieve wijzigingen tot stand zouden komen in de opvoedsituatie. Op 15 augustus 2008 heeft de rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Deze is verlengd tot
27 augustus 2009 en nadien tot augustus 2010. De Rechtbank heeft zich onder meer gebaseerd op stukken van Bureau Jeugdzorg en mondelinge informatie die de psycholoog ter zitting heeft verstrekt.
3. De klacht
Klaagster verwijt de psycholoog onzorgvuldig te hebben gehandeld door een verkeerde
diagnose te hebben gesteld, althans een oordeel te hebben gegeven tegenover de kinderrechter over het psychiatrisch en psychisch functioneren van klaagster zonder haar ooit te hebben gezien of onderzocht. Ook heeft zij zonder klaagster te hebben gezien of onderzocht de verzoekschriften tot verlenging van de uithuisplaatsing gefiatteerd.
Voorts verwijt klaagster de psycholoog niet te hebben gehandeld in het algemeen belang van de individuele gezondheidszorg door te weigeren haar BIG-registratienummer kenbaar te maken en aldus klaagster te beletten een tuchtrechtelijke klacht in te dienen.
4. Het standpunt van de psycholoog
De psycholoog geeft in haar verweer allereerst een toelichting met betrekking tot de organisatie van de afdeling Jeugdbescherming, alwaar zij werkzaam is. De afdeling bestaat uit teams. Ieder team bestaat uit een teammanager, een gedragsdeskundige, maatschappelijk werkers en enkele administratieve medewerkers. De gedragsdeskundigen die in de teams werkzaam zijn hebben verschillende achtergronden. De gedragsdeskundige heeft in de regel geen direct contact met ouders of kinderen en verricht geen diagnostisch onderzoek.
Diagnostisch onderzoek wordt altijd uitbesteed. Wel zal de gedragsdeskundige bij de uitvoering van kinderbeschermende maatregelen een taxatie trachten te maken van de pedagogische mogelijkheden van ouders in relatie tot de eventueel aangetroffen problematiek van de jeugdige. Voor de functie van gedragsdeskundige die werkzaam is in het team is een BIG-registratie geen vereiste.
De psycholoog deelt mee in het BIG-register te zijn geregistreerd als gezondheidszorgpsycholoog, maar niet in die hoedanigheid bij de afdeling Jeugdbescherming te werken.
De psycholoog verklaart voorts dat zij er niet van op de hoogte was dat om het BIG-registratienummer was verzocht. Het verzoek was gericht aan de teammanager van Bureau Jeugdzorg die niet aan dit verzoek heeft willen voldoen. De psycholoog meent niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor een beslissing die het Bureau Jeugdzorg heeft genomen.
5. De beoordeling
Op grond van artikel 47 van de Wet BIG is eenieder die in een in het tweede lid van dit
artikel vermelde hoedanigheid in een register ingeschreven staat, onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten. Niet is in geschil dat de psycholoog in het register van gezondheidszorgpsychologen is ingeschreven. In zoverre is aan de vereisten van genoemd artikel voldaan. Het College heeft echter niet kunnen vaststellen dat de psycholoog de werkzaamheden die aan de klacht ten grondslag zijn gelegd in die hoedanigheid heeft verricht. De psycholoog heeft terzake gesteld dat zij als gekwalificeerd gedragswetenschapper in de zin van de Wet op de Jeugdzorg heeft gehandeld. Klaagster heeft dit niet weersproken. Dit heeft tot gevolg dat klaagster niet in haar klacht kan worden ontvangen.
Het College voegt hier ten overvloede aan toe dat het zich heeft afgevraagd of het wel
gelukkig is dat de psycholoog uit anderen hoofde aan de werkzaamheden van het Bureau Jeugdzorg deelneemt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
Verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht.
Deze beslissing is gegeven door: mr P.A. Offers, voorzitter, drs J. Feenstra en
drs E.S.J. Roorda – de Man, gezondheidszorgpsychologen, bijgestaan door
mr V.J. Schelfhout – van Deventer als secretaris, en is uitgesproken ter openbare zitting van 25 mei 2010.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.