ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0218 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 o 080c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0218
Datum uitspraak: 13-04-2010
Datum publicatie: 14-04-2010
Zaaknummer(s): 2009 o 080c
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de neuroloog dat de nekmassage twee dagen na het voorschrijven nog niet was aangevangen en voorts dat hij klager zieker uit het ziekenhuis heeft ontslagen dan hij was bij opname. De neuroloog heeft verweer gevoerd. Het College heeft beide klachtonderdelen in raadkamer afgewezen.      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van

A ,

wonende te B,

klager,

tegen

C , neuroloog,

wonende te D ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 21 april 2009. Op het klaagschrift is een aanvulling ontvangen op 18 mei 2009.  Van de arts is een verweerschrift ontvangen op 10 augustus 2009.

Daarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Van klager zijn nog een tweetal brieven ontvangen respectievelijk op 17 augustus 2009 en 4 december 2009.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft de klacht op 16 februari 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Klager is op 16 februari 2009 om 8.15 uur op verzoek van de huisarts met hoofdpijnklachten en op verdenking van pericarditis binnengebracht in ziekenhuis E. Na onderzoek op de afdeling Spoed Eisende Hulp (SEH) is klager ter observatie opgenomen op de afdeling cardiologie.

Op 17 februari 2009 is een echocardiogram gemaakt waaruit geen cardiale bijzonderheden naar voren kwamen. Bloedonderzoek toonde geen stijging van hartenzymen.

Vanwege de - ondanks Perfalgan - aanhoudende hoofdpijn is de arts in consult gevraagd op de afdeling cardiologie. Neurologisch onderzoek leverde op dat moment geen bijzonderheden op. Op 18 februari 2009 is klager overgeplaatst naar de afdeling neurologie, alwaar alle niet noodzakelijk medicatie is gestaakt en fysiotherapie is voorgeschreven.

3. De klacht

Klager verwijt de arts dat:

-                     de nekmassage twee dagen na het voorschrijven nog niet was aangevangen,

-                     hij klager zieker uit het ziekenhuis heeft ontslagen dan hij was bij opname.

4. Het standpunt van de arts

Op 18 februari 2009 is klager overgenomen van de afdeling cardiologie op de afdeling neurologie. Op 20 februari 2009 is gestart met fysiotherapie, met redelijk resultaat. Op 23 februari 2009 is klager in goede conditie ontslagen.   

5. De beoordeling

5.1       Er lijkt een verschil te zijn tussen het standpunt van klager en dat van de arts waar de eerste van nekmassage en de tweede van fysiotherapie spreekt, die op 18 februari 2009 werd voorgeschreven. Het College zal in deze de arts volgen, nu ook in de bij het verweerschrift overgelegde brief van 14 april 2009 aan de huisarts van klager van fysiotherapie sprake is. Partijen zijn het er over eens dat klager op 20 februari 2009 voor het eerst door de fysiotherapeut is behandeld. Dat dit aan de arts zou moeten worden verweten, heeft het College niet uit de stukken kunnen opmaken. Het eerste onderdeel van de klacht moet daarom als ongegrond worden afgewezen.

5.2       Over de gezondheidstoestand van klager ten tijde van het ontslag op 23 februari 2009 zijn klager en de arts het niet eens. Klager stelt dat hij zieker uit het ziekenhuis is ontslagen dan hij was bij opname. De arts daarentegen stelt dat de beleving van klager daaromtrent niet overeenkomt met de observatie van de arts over de gezondheidstoestand van klager bij ontslag. Nu het College niet beschikt over aanwijzingen, dat aan het standpunt van klager meer waarde moet worden gehecht dan aan het standpunt van de arts, kan niet worden vastgesteld of klager zijn klacht met recht naar voren brengt.

5.3       Ook dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond. De klacht zal als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 16 februari 2010 door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. C.C. Dedel-van Walbeek, lid-jurist, drs. P.R.H. Vermeulen, drs. W.V.M. Perquin, prof. dr. J.T. van Dissel, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris .

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.