ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0214 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 o 131

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0214
Datum uitspraak: 13-04-2010
Datum publicatie: 14-04-2010
Zaaknummer(s): 2009 o 131
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat hij, door het afgeven van een verklaring die niet beperkt was tot alleen de medische gegevens die hem bekend waren, de voor hem professioneel geldende grenzen heeft overschreden. De huisarts ziet achteraf in dat hij zich van een dergelijke uitlating had behoren te onthouden. Het College heeft vastgesteld dat de huisarts al eerder een soortgelijke verklaring aan de voormalige echtgenote van klager had verstrekt. Het College heeft de arts een waarschuwing opgelegd.      

2009 O 131

Datum uitspraak: 13 april 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende uitspraak gedaan inzake de klacht van:

                                                                A,

                                                                wonende te B,

                                                                klager,

                                                                tegen

                                                                 C, huisarts,

                                                                wonende te B,

                                                                BIG-registratienummer: 59022051101,

                                                                de persoon over wie wordt geklaagd,

                                                                hierna als de arts aan te duiden.   

1. Het verloop van de procedure.

Het klaagschrift is op 30 juni 2009 door het College ontvangen. Nadien heeft klager nog een aanvulling ingezonden, die op 3 augustus 2009 werd ontvangen. Namens de arts heeft mr M.J. de Groot, advocaat te Utrecht, een verweerschrift ingediend. Partijen hebben gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaats gehad op 16 februari 2010. Beide partijen waren daarbij aanwezig, de arts bijgestaan door mr de Groot voornoemd.

2. De feiten.

Klager is in een procedure tegen zijn voormalige echtgenote die de door hem betaalde alimentatie betrof, geconfronteerd met een verklaring van de arts, die deze op verzoek van klagers voormalige echtgenote, heeft opgesteld. De verklaring is gedateerd op 16 februari 2009 en luidt als volgt:

“Patiente nog steeds veel last van fibromyalgie. Daarnaast bekend met hoge bloeddruk waarvoor steeds meer medicatie nodig is. Haar fibromyalgie lijkt in ernst toe te nemen omdat zij ondanks toename van haar medicatie toch steeds meer klachten en beperkingen krijgt. Naar mijn oordeel is haar arbeidsgeschiktheid nog steeds nihil en ik verwacht in de toekomst daar niet direct verandering in.”

3. De klacht.

De arts heeft de voor hem professioneel geldende grenzen overschreden. Klager wijst daarbij op KNMG richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens. Klager heeft daarbij aangetekend dat het de tweede keer is in zeven jaar dat de arts een medische verklaring heeft afgelegd die inhield dat de voormalige echtgenote van klager niet in staat is om in haar eigen inkomen te voorzien.

4. Het standpunt van de arts.

De voormalige echtgenote van klager is patiënte van de arts. Zij heeft hem gevraagd een verklaring op te stellen omtrent haar medische situatie. De arts heeft aan dit verzoek voldaan. Hij deed dit met de beste bedoelingen en naar eer en geweten. Hij wist niet dat hij zich niet   

                                                          2                                              2009 O 131

had mogen uitlaten over zijn eigen mening aangaande arbeids(on)geschiktheid van patiënte. Achteraf ziet hij in dat dit als een waardeoordeel kan worden aangemerkt en hij zich, gelet op de KNMG richtlijn Omgaan met medische gegevens, van een dergelijke uitlating had behoren te onthouden.

5. De beoordeling.

Er bestaat geen bezwaar tegen wanneer een arts op verzoek van een patiënt aan die patiënt een verklaring afgeeft met betrekking tot diens gezondheidstoestand. Die verklaring zal zich dan moeten beperken tot de medische gegevens die de arts bekend zijn. Aan deze laatste eis is door de arts niet voldaan. Immers heeft hij in de boven weergegeven verklaring niet alleen vermeld wat hem omtrent de gezondheidstoestand van de voormalige echtgenote van klager bekend was. Hij heeft hieraan toegevoegd dat haar arbeidsinzetbaarheid nihil is en dat hij daarin in de toekomst geen evidente verbetering ziet.

Het College moet voorts vaststellen dat de arts in 2002 een eerdere soortgelijke verklaring aan de voormalige echtgenote van klager heeft verstrekt.

Een en ander leidt het College tot de conclusie dat de arts anders heeft gehandeld dan van hem verwacht had mogen worden. Het zal de arts daarvoor een waarschuwing opleggen.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

Legt de arts een waarschuwing op.

Deze beslissing is genomen door: mr P.A. Offers, voorzitter, mr C.C. Dedel – van Walbeek, lid-jurist, drs P.R.H. Vermeulen, drs W.V.M. Perquin en prof. dr J.T. van Dissel, leden-artsen, bijgestaan door mr A.F. de Kok als secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2010.

Voorzitter                                                                               Secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.