ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 134

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0167
Datum uitspraak: 16-03-2010
Datum publicatie: 17-03-2010
Zaaknummer(s): 2009 O 134
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts dat hij onvoldoende onderzoek heeft verricht en daardoor tot een onjuiste conclusie is gekomen. Hierdoor is door de arts een onjuist advies afgegeven. Voorts verwijt klager de arts door hem onheus te zijn bejegend. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft de klacht in haar geheel in raadkamer afgewezen.         

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , arts

werkzaam te D

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 7 juli 2009. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft de klacht op 19 januari 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Klager heeft in verband met ernstige rugpijnklachten die hem beperkten in zijn lopen, een gehandicaptenparkeervergunning aangevraagd bij de gemeente E. Op 20 april 2009 heeft de arts in opdracht van de gemeente E een medische keuring verricht om te bepalen of klager voldeed aan de criteria om in aanmerking te kunnen komen voor de genoemde vergunning. Voor een dergelijke vergunning gelden twee criteria:

a.       er moet sprake zijn van dusdanig ernstige klachten dat een maximale loopafstand van 100 meter geldt;

b.      de loopbeperking moet van langdurige aard zijn (d.w.z. tot ten minste 6 maanden na de keuring).

Het door de arts verrichte onderzoek wees uit dat klager aan het eerste criterium voldeed. De arts heeft de UWV rapportage en het medisch dossier van klager niet geraadpleegd. Tijdens de anamnese gaf klager aan dat hij op korte termijn een operatie zou ondergaan die de pijnklachten mogelijk zou verhelpen. Naar aanleiding van deze opmerking heeft de arts geconcludeerd dat niet met zekerheid was vast te stellen of de klachten van langdurige aard waren zodat klager niet aan het tweede criterium voldeed.

3. De klacht

Op 20 april 2009 heeft de arts onvoldoende onderzoek verricht. De arts heeft ten onrechte geen kennisgenomen van de UWV rapportage en het medisch dossier van klager. De arts heeft bij zijn beoordeling van klager de psychische toestand van klager ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Doordat de arts tekort is geschoten in zijn onderzoek is hij tot de onjuiste conclusie gekomen dat de klachten niet van langdurige aard waren. De arts heeft vervolgens een onjuist advies gegeven ten aanzien van de te verstrekken parkeervergunning waardoor klager is benadeeld. Toen klager zijn ongenoegen over het optreden van de arts heeft laten blijken, heeft de arts klager onheus en onprofessioneel bejegend.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder verder ingegaan.

5. De beoordeling

Het door de arts verrichte lichamelijk onderzoek wees uit dat klager een loopbeperking had die hem belette meer dan 100 meter te lopen. Daarmee voldeed klager aan het eerste criterium om voor de parkeervergunning in aanmerking te komen. De gegevens uit de UWV rapportage en/of het medisch dossier van klager zouden aan deze conclusie niets hebben toegevoegd zodat kennisneming daarvan door de arts achterwege kon blijven. De vaststelling of er sprake was van klachten van langdurige aard, was afhankelijk van de uitkomsten van de geplande operatie zodat de vraag of daarvan sprake was ten tijde van het door de arts uitgevoerde onderzoek door hem niet kon worden beantwoord. Van een tekortschieten door de arts is het college niet gebleken. Voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op de onheuse dan wel onprofessionele bejegening door de arts, geldt dat deze stellingen door klager onvoldoende zijn onderbouwd en door de arts zijn weersproken, zodat deze bejegening niet is komen vast te staan. De klacht is kennelijk ongegrond en zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 19 januari 2010 door: mr. P.A. Offers, voorzitter,

mr. C.C. Dedel - van Walbeek, lid jurist, dr. J.W. van’t Wout, prof. dr. R.G. Pöll,

prof. dr. M.W. Hengeveld, leden artsen en bijgestaan door mr. J.P. Hoogland, secretaris.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.