ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 014

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0114
Datum uitspraak: 02-03-2010
Datum publicatie: 04-03-2010
Zaaknummer(s): 2009 O 014
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 2009 O 014: Klaagster is ontevreden over het handelen van de huisarts in het algemeen. In het bijzonder verwijt klaagster de huisarts onder meer dat hij haar echtgenoot niet tijdig en adequaat heeft behandeld voor problematiek aan de rug en dat hij op onprofessionele wijze heeft gereageerd op klaagsters verzoek voor doorverwijzingen voor verschillende gezinsleden. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht in raadkamer afgewezen.      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

                                                            A ,

                                                            wonende te B ,

                                                            klaagster ,

                                                            tegen:

                                                            C, huisarts

                                                            wonende te B ,

                                                            de persoon over wie geklaagd wordt,

                                                            verder te noemen de arts

1. Het verloop van het geding

Klaagster heeft een klaagschrift opgesteld dat is ontvangen op 21 januari 2009. Op verzoek van de arts en met toestemming van klaagster is het medisch dossier opgevraagd bij de huidige huisarts en op 9 juli 2009 ter kennisneming toegestuurd aan de arts. De arts heeft vervolgens een verweerschrift ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. In het kader van het vooronderzoek hebben klaagster en haar echtgenoot nog schriftelijk nadere informatie gegeven die is ontvangen op 8 december 2009. Het College heeft de klacht op 5 januari 2010 in raadkamer behandeld.

2. Feiten

Klaagster en haar gezin zijn van 2003 tot 2008 ingeschreven geweest in de praktijk van de arts.

3. De klacht

Klaagster is ontevreden over het handelen van de huisarts in het algemeen. De intermenselijke relatie is belangrijk en dat toont een huisarts door af en toe tijdens consulten te informeren naar de thuissituatie. De arts had tijdens consulten weinig tijd, is niet als vertrouwenspersoon opgetreden en was geneigd om bij klachten klaagster en haar familieleden weg te sturen met pillen in plaats van door te verwijzen naar een specialist. In het bijzonder verwijt klaagster dat de huisarts

- vragen stelde tijdens een inwendig onderzoek terwijl klaagster nog half ontkleed lag;

- klaagsters echtgenoot niet tijdig en adequaat heeft behandeld voor problematiek aan de rug;

- op haar verzoek om doorverwijzingen te geven voor verschillende gezinsleden op onprofessionele wijze tegen klaagster, in het bijzijn van haar zoon, heeft gezegd dat hij geen doorgeefluik was.

4. Het standpunt van de arts

De arts stelt zich op het standpunt hij in de afgelopen jaren voor klaagster en haar gezin veelvuldig aanwezig was voor ondersteuning bij alle problemen die er waren. De klachten over specifieke behandelingen worden door de arts weerlegd. De arts heeft nooit gedrag vertoond een huisarts onwaardig.

5. De beoordeling

Het College stelt vast dat klaagster teleurgesteld is in de wijze waarop de arts klaagster en haar gezin in de afgelopen jaren heeft behandeld. Voor het College is echter niet komen vast te staan dat er sprake is van verwijtbaar handelen van de arts. De verwijten over specifieke behandelingen door de arts zijn door de arts voldoende weersproken. Wat betreft het verwijt over het terughoudende verwijsbeleid van de arts stelt het College dat het de taak van een huisarts is om te beoordelen of een verwijzing nodig is en naar welke hulpverlener verwezen moet worden. Niet gebleken is dat de arts hierin tekort is geschoten.

Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 5 januari 2010 door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. C.C. Dedel-van Walbeek, lid-jurist, prof. dr. M.E. Vierhout, prof. dr. J.H. van Bockel en drs. A.J.M.F. Janssen, leden-geneeskundigen, bijgestaan door mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.