ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0113 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 043

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0113
Datum uitspraak: 02-03-2010
Datum publicatie: 04-03-2010
Zaaknummer(s): 2009 O 043
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 2009 O 043: Klaagster verwijt de arts dat zij een overdosis Bio-Alcamid bij klaagster heeft ingespoten. Door die behandeling heeft klaagster klachten over bulten en scheuren in haar gezicht. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht in raadkamer afgewezen.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

                                                            A

                                                            wonende te B ,

                                                            klaagster ,

                                                            tegen:

                                                            C, arts

                                                            wonende te D ,

                                                            de persoon over wie geklaagd wordt,

                                                            verder te noemen de arts

1. Het verloop van het geding

Klaagster heeft een klaagschrift opgesteld dat is ontvangen op 26 september 2008. Mr. drs. P.A. de Zeeuw, jurist verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam heeft namens de arts een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Op verzoek van het College heeft mr. drs. de Zeeuw namens de arts nog schriftelijk een nadere toelichting gegeven. Klaagster heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2009. Klaagster is verschenen, vergezeld van twee vriendinnen, te weten mevrouw E en mevrouw F en bijgestaan door  G. De arts is verschenen, bijgestaan door mr. drs. de Zeeuw. Van de hoorzitting is een proces-verbaal gemaakt. Het College heeft de klacht op 5 januari 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het College gaat uit van de volgende feiten:

- Klaagster heeft in 2002 een hersenbloeding gehad.

- Op 30 juli 2003 heeft klaagster een eerste consult gehad bij de arts over de behandeling van het gezicht met Bio-Alcamid. Klaagster heeft een schriftelijke behandelingsovereenkomst getekend, waarin is vermeld dat voorlichting over de behandeling is gegeven.

- Op 12 augustus 2003 heeft de arts klaagster behandeld met het middel Bio-Alcamid in de H, locatie I. In het dossier is onder andere aangetekend “BA 5 cc (in twee stappen)”, “instructie Bio-Alcamid” en tevens is aangetekend “c 5-6 wk”. De arts heeft klaagster na de ingreep niet meer ter controle gezien.

- In 2007 heeft klaagster zich tot de arts gewend met klachten over verdikking en verplaatsing van de Bio-Alcamid.

3. De klacht

Klaagster heeft zich in 2002 gewend tot de arts voor de behandeling van een scheve lip als gevolg van een hersenbloeding. Door de behandeling met het middel Bio-Alcamid heeft klaagster klachten over bulten en scheuren in haar gezicht. Zij verwijt de arts dat een overdosis Bio-Alcamid bij klaagster is ingespoten.

4. Het standpunt van de arts

De arts stelt dat zij klaagster naar behoren heeft behandeld conform de toen geldende richtlijnen en protocollen. Er is geen sprake geweest van het toedienen van een overdosis Bio-Alcamid. Dit verwijt is gestoeld op een evidente misvatting.

5. De beoordeling

In 2003 waren de bijwerkingen van het middel Bio-Alcamid zoals later bij klaagster zijn opgetreden nog niet bekend. Het kan de arts derhalve niet worden verweten dat zij dit niet met klaagster heeft besproken. Door de arts is aannemelijk gemaakt dat klaagster de toen bekende informatie over de behandeling heeft ontvangen. Het College is van oordeel dat de arts aan haar informatieplicht heeft voldaan. Het verwijt van klaagster ziet met name toe op een toediening van een te hoge dosis van het middel Bio-Alcamid. Daarvan is het College echter niet gebleken. In de werkinstructie is aangegeven dat minimaal 0,5 cc en maximaal 2 cc per injectie moet worden gegeven. Het College maakt uit de derde bladzijde van productie 1 bij het verweerschrift op dat de arts op 12 augustus 2003 5 cc Bio-Alchemid heeft ingespoten, waarvan 1,5 cc in iedere wang en 1 cc elders in het gezicht. Daaruit volgt dat niet in strijd met de werkinstructie is gehandeld. De omstandigheid dat de fabrikant van Bio-Alchemid drie verpakkingen in de handel bracht met een oplopende hoeveelheid inhoud van het middel, doet hier niet aan af. In dit verband wijst het College er nog op dat het als productie 7 bij de dupliek overgelegde protocol inhoudt dat het belangrijk is een hoeveelheid die oploopt tot 2 cc per injectie in te spuiten en dat een volgende injectie op een afstand van 0,5 tot 1 cm kan worden toegediend. 

Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 5 januari 2010 door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. C.C. Dedel-van Walbeek, lid-jurist, prof. dr. M.E. Vierhout, prof. dr. J.H. van Bockel en drs. A.J.M.F. Janssen, leden-geneeskundigen, bijgestaan door mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.