ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0062 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 H 147b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0062
Datum uitspraak: 09-02-2010
Datum publicatie: 09-02-2010
Zaaknummer(s): 2008 H 147b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 2008 H 147b: Klaagster verwijt de radioloog dat hij de afwijking in klaagsters rechterborst op het mammogram en bij het echografisch onderzoek onjuist heeft beoordeeld. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft de klacht in raadkamer afgewezen.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C , radioloog,

werkzaam te B ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 1 september 2008. De arts heeft onder overlegging van een bijlage op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft de klacht op 15 december 2009 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Op 14 juli 2005 bezocht klaagster de huisarts vanwege pijnklachten in haar rechterborst. De huisarts heeft klaagster naar het D te B verwezen, alwaar op 26 oktober 2005 door de arts een röntgenfoto is gemaakt en echo-onderzoek is gedaan. De uitslag van de mammografie luidde: “Beiderzijds focale afwijkingen op basis van cysten. CBO-code2/benigne”.

  Op 2 april 2008 is in het kader van het bevolkingsonderzoek bij klaagster een mammografie gemaakt. Toen werden er een afwijking in de rechterborst en vergrote klieren in de rechteroksel gezien die malige bleken te zijn.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat deze op 26 oktober 2005 de afwijking in klaagsters rechterborst op het mammogram en bij het echografisch onderzoek onjuist heeft beoordeeld.

4. Het standpunt van de arts

De indicatie voor de mammografie op 26 oktober 2005 was “zwelling”. De vraagstelling van de huisarts luidde: “Zwelling rechterborst. Pathologie?”.

De arts heeft in 2005 conform de “Richtlijn Mammografie” bij klaagster een mammografie in twee richtingen van beide borsten verricht. Aansluitend is door de radioloog, die kennis had genomen van het mammogram, echografisch onderzoek verricht. Bij echografisch onderzoek zijn beiderzijds goedaardige cysten gevonden.

Gezien de hoge negatief voorspellende waarde voor het opsporen van kwaadaardige tumoren bij deze combinatie van mammografie- en echografiebevindingen bij palpabele afwijkingen bij lichamelijk onderzoek, is het onderzoek afgesloten met “eenduidig goedaardige bevinding” als verklaring voor de zwelling in de rechterborst.

4. De beoordeling

De arts heeft op basis van de gegevens van de huisarts (zwelling rechterborst) op 26 oktober 2005 adequaat onderzoek verricht bij klaagster naar beide borsten en meer in het bijzonder naar de afwijking in klaagsters rechterborst. Over zijn bevindingen heeft de arts correct verslag gedaan aan de huisarts.

Het College is van oordeel dat de arts de diagnose “cysten in beide borsten zonder aanwijzing voor kwaadaardigheid” op basis van adequaat en zorgvuldig onderzoek juist heeft gesteld, waarmee de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond in raadkamer wordt afgewezen.

5. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is op 15 december 2009 in raadkamer gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, W.V.M. Perquin, prof. dr. J.H. van Bockel, P.R.H. Vermeulen, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.