ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0060 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 H 057
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0060 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-02-2010 |
Datum publicatie: | 09-02-2010 |
Zaaknummer(s): | 2008 H 057 |
Onderwerp: | Niet of te laat verwijzen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | 2008 H 057: Klaagster verwijt de arts dat hij de - later gestelde - diagnose ook had kunnen stellen als hij de door klaagster verstrekte gegevens in de vragenlijst niet had genegeerd. Voorts verwijt klaagster de arts dat hij ten onrechte niet aan klaagster heeft meegedeeld dat in het MRI verslag “artrose” was vermeld. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft beide klachtonderdelen in raadkamer afgewezen. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van
A ,
wonende te B (gemeente C),
klaagster,
tegen
D , neuroloog,
werkzaam te E,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 25 april 2008. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft de klacht op 15 december 2009 in raadkamer behandeld.
2. De feiten
Klaagster is in september 2007 door de arts onderzocht vanwege rugklachten. Tevoren had klaagster op een vragenlijst ingevuld dat haar vader leed aan reumatoïde artritis met diverse ontstekingen en vergroeiingen. Bij het MRI-onderzoek werden bij klaagster geen afwijkingen gevonden. Klaagster meent dat de radioloog op de uitslag had aangegeven dat er wellicht sprake was van arthrose. De arts deelde klaagster echter mede dat er bij het MRI-onderzoek niets was gevonden en gaf pijnmedicatie mee, die niet hielp.
Bij een second opinion in het F te G werd de diagnose reumatoïde artritis en reumatische psoriasis gesteld.
3. De klacht
Volgens klaagster had de arts deze diagnose ook kunnen stellen als hij de door klaagster verstrekte gegevens in de vragenlijst niet had genegeerd. Verder heeft de arts ten onrechte niet aan klaagster meegedeeld dat in het verslag MRI arthrose was vermeld.
4. Het standpunt van de arts
Toen klaagster bij de arts op het spreekuur kwam was bij de arts reeds bekend dat klaagster in 2001 bij de orthopeed was geweest en in 2001, 2006 en 2007 bij de neuroloog vanwege respectievelijk rugklachten (2001), hoofdpijn en duizeligheid (2006) en prikkelingen en kramp in de rechterhand (2007).
De arts heeft een MRI-onderzoek aangevraagd met de vraagstelling: “Lumbago met veel pijn in de benen. HNP L3-L4? In Goes mogelijk in 2001 HNP gezien. Arthrose?”
Op de uitslag van het MRI-onderzoek is geen HNP vermeld, die de druk op de zenuwwortels kon verklaren. Vanwege de pijn schreef de arts Tramadol voor. Op 14 september 2007 is de behandeling beëindigd.
Uit het klaagschrift leidt de arts af dat ook de neuroloog te G geen neurologische afwijking kon vinden en klaagster heeft verwezen naar de reumatoloog. Er wordt gesproken over psoriasis capita en artritis psoriatica.
Op de vragenlijst die klaagster heeft ingevuld stond slechts reuma vermeld en niet reumatoïde artritis met ontstekingen en vergroeiingen.
5. De beoordeling
Gegevens uit de vragenlijst niet serieus genomen
Reumatoide artritis is geen erfelijke aandoening. De arts kan dan ook niet worden verweten dat hij zijn onderzoek niet heeft toegespitst op een diagnose (reuma of reumatoide artritis), Die ligt niet voor de hand en valt bovendien buiten het vakgebied van de arts. Het neurologisch- en het aanvullend onderzoek zijn naar het oordeel van het College adequaat uitgevoerd en besproken met klaagster. Daarna is klaagster terugverwezen naar de huisarts met het advies: fysiotherapie en afvallen.
Op deze gang van zaken heeft het College geen aanmerkingen, waarmee dit onderdeel van de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.
Vermelding arthrose op verslag MRI is niet medegedeeld door de arts aan klaagster
In de MRI-aanvraag is onder andere de vraag: “Arthrose?”gesteld. Het verslag van 3 september 2007 van de afdeling beeldvormende techniek vermeldt echter geen arthrose. Het MRI onderzoek heeft dus geen arthrose uitgewezen. Dit onderdeel van de klacht mist dan ook feitelijke grondslag en dient zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 15 december 2009 door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, W.V.M. Perquin, prof. dr. J.H. van Bockel, P.R.H. Vermeulen, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris .
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.