ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0055 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 H 147c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0055
Datum uitspraak: 09-02-2010
Datum publicatie: 09-02-2010
Zaaknummer(s): 2008 H 147c
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 2008 H 147c: Klaagster verwijt de radioloog dat zij niet op de hoogte is gesteld van de uitslag van de mammografie. Klaagster had gewild dat met haar was besproken dat geen nader onderzoek zou worden gedaan. De radioloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft de klacht afgewezen.  

Datum uitspraak:   9 februari 2010

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C , radioloog,

wonende te D, gemeente E

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 1 september 2008. De arts heeft onder overlegging van bijlagen op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek heeft plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 15 december 2009. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster werd bijgestaan door mr. L.J. van Rooijen, advocaat te Rotterdam en F, die voor klaagster als tolk (G) fungeerde.

2. De feiten

Bij klaagster is op 28 augustus 2006 in het kader van het Bevolkingsonderzoek Borstkanker een mammografie gemaakt. Er zijn toen geen afwijkingen geconstateerd. Eerder was op verzoek van klaagster onderzoek gedaan door een andere arts. Uit dat op 26 oktober 2005 gehouden onderzoek bleek van cystes in beide borsten.

Op 2 april 2008 is in het kader van het bevolkingsonderzoek bij klaagster wederom een mammografie gemaakt. Toen werden er wel een afwijking in de rechterborst en vergrote klieren in de rechteroksel gezien. Die uitslag heeft klaagster gekregen.

Op 22 september 2008 hebben de arts en de algemeen directeur van de Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker Zuidwest Nederland een gesprek gehad met klaagster en haar neef over de relatie kwaadaardige tumoren en cysten.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat zij in 2006 niet op de hoogte is gesteld van de uitslag van de mammografie van 28 augustus 2006. Zij had gewild dat met haar was besproken dat geen nader onderzoek zou worden gedaan.

4. Het standpunt van de arts

Bij klaagster is op 28 augustus 2006 een mammografie gemaakt in het kader van het bevolkingsonderzoek. Deze mammografie is destijds zowel door de eerste beoordelaar als door de tweede beoordelaar als zonder afwijkingen beoordeeld. Ook na herbeoordeling van deze mammografie in 2008 blijft de arts van oordeel dat er destijds geen aanwijzingen waren om klaagster door te verwijzen naar een ziekenhuis voor nader onderzoek.

De Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker Zuidwest Nederland stuurt alle cliënten met zowel een positieve als een negatieve uitslag een brief. Volgens het systeem van voornoemde Stichting is deze brief ook aan klaagster conform de gebruikelijke procedure verzonden.

Wat ervan de reden is geweest dat de brief niet is aangekomen is niet bekend. Klaagster heeft in 2006 klaarblijkelijk ook geen contact opgenomen met voornoemde Stichting om de uitslag alsnog te ontvangen.

5. De beoordeling

Het is het College bekend dat de Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker aan alle cliënten, bij wie een mammografie is gemaakt, een brief met daarin de uitslag stuurt. De arts heeft opgemerkt dat het systeem van de Stichting aangeeft dat ook aan klaagster in 2006 een brief is uitgegaan  Het College heeft geen aanwijzingen dat, als al kan worden aangenomen dat de brief niet verzonden is, door toedoen van de arts de brief niet bij klaagster is aangekomen.. Daarom is er geen reden de arts een tuchtrechtelijk verwijt te maken op dit punt.

De arts kan evenmin het verwijt treffen dat klaagster niet is uitgenodigd voor een gesprek. Terecht heeft hij erop gewezen dat een gesprek na een screening, waarvan de eerste overigens geen bijzonderheden had opgeleverd, in het kader van een bevolkingsonderzoek ongebruikelijk is en ook niet tot de taak van de onderzoekende instelling behoort. Ook terecht heeft hij erop gewezen dat hier eventueel een taak is weggelegd voor de behandelend huisarts of specialist en dat klaagster hier initiatieven had moeten nemen.

Het College zal de klacht dan ook afwijzen.

5. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, W.V.M. Perquin, prof. dr. J.H. van Bockel, P.R.H. Vermeulen, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2010.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.