ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0697 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09164

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0697
Datum uitspraak: 24-11-2010
Datum publicatie: 24-11-2010
Zaaknummer(s): 09164
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verweerder dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden doordat hij zonder toestemming van klager vertrouwelijke informatie heeft doorgezonden aan de medisch adviseur, die een contactpersoon is binnen het bedrijf waar klager werkzaam is, en aan de direct leidinggevende van klager. Verweerder verweert zich conform. Het college overweegt dat het verstrekken van deze medische informatie aan een collega geoorloofd zou zijn geweest als verweerder klager in overleg met klager naar deze collega zou hebben verwezen. Dit is niet gebeurd. Het college legt verweerder een waarschuwing op.    

Uitspraak: 24 november 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 september 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

arts

werkzaam te B

verweerder

gemachtigde mr. W.A.M.Rupert te Rotterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 oktober 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 4 mei 2009 heeft klager, treinmachinist, zich op advies van zijn KNO arts en vervolgens via zijn leidinggevende met een e-mail tot verweerder gewend, met een verzoek om gehoorbescherming (oordoppen) om verdere beschadiging van zijn gehoor te voorkomen. Verweerder wees dit verzoek in een e-mail van 6 mei 2009 af, onder meer met het argument dat de geluidsbelasting bij klager de 80 dB(A) niet overschreed en met verwijzing naar “de eisen van de IWV”, stellende dat daarin een verbod was opgenomen op het dragen van otoplastieken;  hij stelde voor een afspraak te maken voor het spreekuur en een audiometrie.

Bij e-mail van diezelfde dag vroeg klager naar een kopie van de IWV en naar een rapport waaruit zou blijken dat de geluidsbelasting bij zijn werkzaamheden de 80 dB(A) niet te boven ging. Bij e-mail van 12 mei 2009 antwoordde verweerder dat het hem verstandig leek om een afspraak met hem te maken. In een op dezelfde dag verzonden e-mail antwoordde klager dat hij in zijn privétijd geen zinloze gesprekken aanging, dat hij begreep dat verweerder hem niet van de gewenste documentatie wilde voorzien en dat hij zou overwegen welke stappen hij zou ondernemen. Vervolgens heeft verweerder nagenoeg onmiddellijk gereageerd als volgt:

“Uw reactie hieronder is buiten proportie en accepteer ik zo niet. Ik neem uw klachten serieus en ik verwacht van u dat u mij ook serieus neemt. Voor wat betreft de eisen/onderzoek ed verwijs ik u naar D, de medisch adviseur van NS. Indien u geen verdere afspraken met mij hierover wenst te maken, laat ik het verder rusten.”.

Een kopie van deze e-mail heeft verweerder aan de genoemde medisch adviseur gezonden, die op dezelfde dag aan klager mailde dat het hem verstandig leek dat klager een afspraak met verweerder zou maken. Aan deze e-mail van de medisch adviseur was de volledige                e-mailcorrespondentie vanaf 4 mei 2009 tussen klager en verweerder gehecht.

Bij mail van 24 juni 2009 heeft verweerder aan de leidinggevende van klager een e-mail gestuurd, waarin hij meldt dat klager welkom is om een gehooronderzoek te ondergaan als voorbereiding op een door verweerder te vragen advies aan de poli Mens en Arbeid.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht komt erop neer dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden doordat hij zonder toestemming van klager vertrouwelijke informatie over de gehoorschade van klager heeft doorgezonden aan de medisch adviseur, die een contactpersoon is binnen het bedrijf waar klager werkzaam is en aan de direct leidinggevende van klager

4. Het standpunt van verweerder

Achteraf realiseert verweerder zich dat hij er beter aan had gedaan te herhalen dat hij een spreekuurcontact voor klager kon beleggen bij hemzelf of bij de medisch adviseur. Verweerder acht het echter niet onjuist dat hij de e-mail van klager van 12 mei 2009 en de daarbij behorende discussie aan de medisch adviseur heeft toegestuurd, nu hiermee direct een alternatief pad voor klager werd uitgezet. Bij het overgeven van een te begeleiden werknemer/patiënt  mag diens toestemming impliciet worden verondersteld. Daarbij is met het sturen van deze e-mail geen medisch vertrouwelijke informatie aan de medisch adviseur verstuurd en voor zover al informatie die onder het beroepsgeheim valt zou zijn verstuurd, merkt verweerder op dat het beroepsgeheim niet is geschonden door de informatie aan een collega-bedrijfsarts te zenden, die op dezelfde problematiek en voor dezelfde werkgever werkzaam was en bij wie klager prima met zijn verzoeken terecht kon. Verweerder heeft aan de werkgever geen medisch vertrouwelijke informatie prijsgegeven.

5. De overwegingen van het college

Verweerder heeft informatie over klager naar een collega gezonden. Deze informatie betrof, nu de gehele e-mailcorrespondentie werd overgelegd, wel degelijk medische informatie over klager, zoals het feit dat hij last had van oorsuizen en gehoorhaartjes beschadigd waren. Het verstrekken van deze medische informatie aan een collega zou geoorloofd zijn geweest als verweerder klager  in overleg met klager naar deze collega zou hebben verwezen, maar een dergelijk overleg is er niet geweest en er zijn geen aanwijzingen dat verweerder had mogen uitgaan van een impliciete toestemming van klager.

Ook in de mail aan de leidinggevende van klager gaat verweerder verder dan nodig in zijn informatie door gewag te maken van de door verweerder geboden mogelijkheid van een  gehooronderzoek bij klager, dat de mogelijkheid van gehoorschade bij klager suggereert.

Gelet op het bovenstaande is de klacht gegrond. Het college acht oplegging van de lichtste maatregel voldoende.

6. De beslissing

Het college:

-         legt verweerder op de maatregel van waarschuwing.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, C.M.F. van Roessel,  A.F.A. van de Reepe en J.C.F. Schellekens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. E.M. Suur als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2010 in aanwezigheid van de secretaris.