ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0666 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09210a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0666
Datum uitspraak: 16-11-2010
Datum publicatie: 18-11-2010
Zaaknummer(s): 09210a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij haar ervan heeft overtuigd dat haar verstandskiezen verwijderd moesten worden, terwijl klaagster dat niet wilde en zij geen klachten had, onzorgvuldige verwijdering van de tweede verstandskies, waarbij verweerder is uitgeschoten, waarna een ernstige infectie is opgetreden, dat hij vooraf geen contact heeft opgenomen met een kaakchirurg en geen antibiotica heeft voorgeschreven. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Het college is van oordeel dat verweerder terecht is gekomen tot zijn advies om beide elementen te verwijderen. Verweerder mocht dit zelf doen. Niet is gebleken dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De infectie betreft een zeldzame complicatie. Nu niet is gebleken of aannemelijk geworden dat verweerder bij het uitschieten van de hevel iets heeft beschadigd, behoefde verweerder ook geen antibiotica voor te schrijven. Ongegrond.    

Uitspraak: 16 november 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 november 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

tandarts

werkzaam te D

wonende te E

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek en de aanvulling daarop

-         een OPT van klaagster, ontvangen van verweerder op 13 september 2010

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 7 oktober 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig. Voor klaagster trad de heer F op als tolk.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 10 september 2009 is klaagster bij verweerder geweest voor haar jaarlijkse controle. Na het maken van een röntgenfoto heeft verweerder met klaagster besproken dat twee verstandskiezen getrokken dienden te worden om mogelijke problemen in de toekomst te voorkomen. Klaagster heeft hiermee ingestemd. Diezelfde dag heeft verweerder de eerste verstandskies, element 18, verwijderd. Op donderdag 17 september heeft verweerder de tweede verstandskies, element 28, verwijderd. Bij het loswrikken van de kies met een smalle hevel is verweerder uitgeschoten.

Vanwege pijnklachten, nabloeden, zwelling en het feit dat zij haar mond maar beperkt kon openen, is klaagster de volgende dag teruggekomen naar de praktijk, waar zij is geholpen door een collega van verweerder. Deze collega heeft klaagster gezien en heeft haar pijnstillers voorgeschreven.

Omdat de situatie verergerde, is klaagster in de nacht van vrijdag 18 op zaterdag 19 september naar de dienstdoende noodtandarts gegaan. Deze heeft, in overleg met een kaakchirurg, vastgesteld dat er sprake was van een infectie en heeft klaagster antibiotica voorgeschreven. Vanwege ernstige pijn is klaagster in dat weekeinde verschillende keren bij deze kaakchirurg teruggeweest. Op zondag is een CT-scan gemaakt, waaruit een beginnend loge abces parapharyngeaal links bleek, waaraan klaagster op maandag is geopereerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1)     klaagster ervan heeft overtuigd dat haar verstandskiezen verwijderd moesten worden, terwijl klaagster dat niet wilde en zij geen klachten had;

2)     de tweede verstandskies op onzorgvuldige manier heeft verwijderd, waarbij het gebied rondom de verstandskies is beschadigd, verweerder uitschoot en de keel van klaagster beschadigde wat heeft geresulteerd in een ernstige infectie;

3)     geen contact heeft opgenomen met een kaakchirurg om te bepalen of de tweede extractie noodzakelijk was en of het niet beter door een kaakchirurg uitgevoerd kon worden, nu de verstandskies niet helemaal was doorgekomen;

4)     haar geen antibiotica heeft voorgeschreven.

4. Het standpunt van verweerder

Patiënt meldde zich op 10 september met een licht verwaarloosd gebit. Er waren enkele

caviteiten en meerdere vullingen die een breuk vertoonden. Beide verstandskiezen boven stonden sterk naar disto-buccaal gedraaid en waren volledig bedekt met plaque. Klaagster kon deze elementen onmogelijk goed schoonhouden. De placque-accumulatie verhoogt de kans op migratie van pathogenen naar de rest van de mond, het risico van cariës in de mesiale buurelementen en het risico op parodontitis. Verweerder achtte dit goede redenen voor het verwijderen van de elementen. Verweerder heeft dit met klaagster besproken en klaagster heeft hiermee ingestemd.

Element 18 heeft verweerder dezelfde dag probleemloos verwijderd.

Op 17 september heeft verweerder bij klaagster vier vullingen vervangen en vervolgens element 28 verwijderd. Deze verstandskies, die wel doorgebroken was, bleek erg vast te zitten. Verweerder heeft getracht het element los te wrikken met een smalle hevel, waarbij deze van het element is geschoten richting de mondholte. Bij inspectie was geen beschadiging te zien, hoewel verweerder niet kan uitsluiten dat hij het palatum heeft geraakt. Bij de tweede poging kwam het element los. Ook bij de daarop volgende snuitproef heeft verweerder geen beschadiging gezien.

Naar de mening van verweerder was er geen enkele reden om klaagster voor deze extractie naar de kaakchirurg te sturen. Verweerder acht een infectie met een reeds in de mond aanwezige pathogene bacterie van de extractiewond de waarschijnlijke oorzaak. Volgens de kaakchirurg van klaagster betreft het een zeer zeldzame complicatie.

Verweerder betreurt het dat klaagster een heel vervelende en pijnlijke ervaring heeft gehad en biedt daarvoor zijn excuses aan.

5. De overwegingen van het college

Ad klachtonderdeel 1)

Het college is van oordeel dat verweerder op de door hem aangegeven gronden terecht is gekomen tot zijn advies om beide elementen te verwijderen. Dat klaagster op dat moment nog geen klachten van de elementen had, doet daar niet aan af. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2)

Niet is gebleken dat verweerder bij het verwijderen van element 28 onzorgvuldig heeft gehandeld. Wat vast staat, is dat verweerder daarbij met een hevel is uitgeschoten. Deze complicatie kan zich echter ook bij een zorgvuldige behandeling voordoen en is op zich niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is wel aan de tandarts om ervoor te zorgen dat, indien dit mocht gebeuren, er niets beschadigd raakt. Overigens is niet komen vast te staan dat verweerder klaagster heeft geraakt en iets heeft beschadigd. Nu, ook in het vervolgtraject, niet van enige beschadiging is gebleken en de infectie bovendien is begonnen in het gebied van de verstandskies en niet in de keel van klaagster, acht het college het niet aannemelijk dat verweerder klaagster bij het uitschieten heeft verwond.

Ook is niet gebleken dat het gebied rond de verstandskies zelf meer is beschadigd dan nodig was voor de extractie. Dat er op de plaats van de extractie later een infectie is opgetreden, valt zeer te betreuren voor klaagster. Dit betreft echter een zeldzame complicatie waarvan niet vaststaat dat deze aan verweerder te verwijten valt. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 3)

Ook het derde klachtonderdeel is ongegrond. Naar het oordeel van het college mocht verweerder beide extracties zelf verrichten. Uit de foto is gebleken dat de verstandskiezen voldoende waren doorgekomen. Ook element 28 lijkt op de foto zeer eenvoudig te verwijderen. Er was voor verweerder derhalve geen reden om voorafgaand aan de extractie, een op zich eenvoudige ingreep, contact op te nemen met een kaakchirurg, dan wel klaagster hiervoor over te dragen aan een kaakchirurg.

Ad klachtonderdeel 4)

Nu niet is gebleken of aannemelijk geworden dat verweerder bij het uitschieten van de hevel iets heeft beschadigd, behoefde verweerder ook geen antibiotica voor te schrijven. Ook dit laatste onderdeel is ongegrond.

Gezien al het bovenstaande zal het college de klacht afwijzen als ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, G.L.M.M. van der Werff, R.F. Lamp en J.G.J.M. Niessen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

16 november 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter