ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0608 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234c

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0608
Datum uitspraak: 25-10-2010
Datum publicatie: 25-10-2010
Zaaknummer(s): 09234c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder stelt dat hij geen enkele bemoeiing met de behandeling heeft gehad, zodat klaagster niet-ontvankelijk is. Voor het college is komen vast te staan dat verweerder inderdaad geen enkele bemoeiing met de zaak heeft gehad. Ongegrond.  

Uitspraak: 25 oktober 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 december 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

cardioloog

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. A.W. Hielkema te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en een aanvulling hierop

-         het verweerschrift

-         de brief van klaagster van 12 april 2010, waarin zij afziet van repliek

-         de brief van 11 juni 2010, met bijlagen, van de gemachtigde van verweerder

-         de brief van 20 augustus 2010, met bijlage, van de gemachtigde van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 september 2010 behandeld. Verweerder en zijn gemachtigde waren aanwezig. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder enig bericht niet verschenen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster was de echtgenote van de inmiddels overleden heer E (geboren 08-03-1928), hierna te noemen: patiënt.

Op 14 mei 2009 werd patiënt opgenomen op de Eerste Hart Hulp van het ziekenhuis, waarna hij op 16 mei 2009 op de IC-afdeling is overleden.

Verweerder is hoofd van de afdeling cardiologie van het ziekenhuis waar patiënt was opgenomen.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Patiënt heeft drie verschillende bloedverdunnende medicijnen toegediend gekregen. Klaagster verwijt verweerder dat het overlijden van haar echtgenoot mogelijk niet had hoeven plaats te vinden (a). Er is aan klaagster geen informatie verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven (b).

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt dat hij geen enkele bemoeiing met de behandeling heeft gehad, zodat klaagster niet-ontvankelijk is.

5. De overwegingen van het college

Voor het college is komen vast te staan dat verweerder inderdaad zoals hij stelt geen enkele bemoeiing met de zaak heeft gehad. Hem treft geen enkel verwijt; de klachten zijn alleen al uit dien hoofde geheel ongegrond, zodat zij zullen worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, L. Relik-van Wely, J.D.M. Schelfhout en dr. C.W.G.M. Frenken als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2010 in aanwezigheid van de secretaris.