ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0486 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0933a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0486
Datum uitspraak: 26-07-2010
Datum publicatie: 26-07-2010
Zaaknummer(s): 0933a
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, chirurg, onder meer dat zij na een borstvergroting een C-cup had gekregen, terwijl een D-cup was afgesproken en dat na de operatie haar bloeddruk zodanig daalde dat zij bijna is doodgegaan. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat de operatie een inspanningsverplichting betrof en geen resultaatsverplichting. Uit het medisch dossier en de mededeling over de aanleg van een infuus met zoutoplossing blijkt dat de operatie ook postoperatief normaal is verlopen en dat van het ontbreken van toezicht of zorg geen sprake is geweest. De klacht is ongegrond.

Uitspraak: 26 juli 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 maart 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

chirurg

werkzaam te D

wonende te E (België)

verweerder

gemachtigde mr. J.C. Pels te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek en de aanvulling daarop

-         de dupliek en de aanvulling daarop

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 14 juni 2010 behandeld. Klaagster, vergezeld van haar moeder en vriend, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 8 september 2007 heeft klaagster een borstvergroting ondergaan in de kliniek, alwaar verweerder als operateur werkzaam is. Tijdens het intakegesprek van een assistente van de kliniek met klaagster is afgesproken dat de borstvergroting zou leiden tot een volle D-cup.

Verweerder heeft in ieder van de borsten een 325 cc prothese geplaatst. Na de ingreep heeft klaagster aangegeven dat zij de cup-maat (een 80 C) te klein vond. In verband met pijn na de ingreep is om 16.00 uur Dipidolor 20 mg gegeven. De bloeddruk is daarna gedaald tot 74/46 om 16.40 uur. Om 17.00 uur was de bloeddruk na infuus weer 88/47. Klaagster is vervolgens ontslagen. Bij een van de controles heeft verweerder, omdat klaagster een groter borstvolume wenste, aangeboden over ongeveer een jaar een upgrade te doen tegen gereduceerd tarief. Klaagster heeft uiteindelijk het contact verbroken.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Uit het betoog van klaagster zijn - zakelijk weergegeven - de navolgende klachten de onderscheiden:

- hoewel afgesproken was dat de borstvergroting tot een volle cupmaat D zou leiden, had 

  klaagster na de operatie een cupmaat C;

- na de operatie heeft klaagster ‘van een zuster’ een spuitje gekregen, waardoor haar

  bloeddruk in enkele seconden daalde van 120 naar 30 en zij even is

  weggeraakt; volgens haar moeder waren haar huid en lippen grijs geworden; klaagster was

  bijna aan het doodgaan;

- het rechter litteken is lelijk omdat het niet goed gehecht is en klaagster heeft geen gevoel in

  de onder en zijkant van de borsten;

- verweerder is na de operatie voordat klaagster werd ontslagen niet bij haar komen kijken.

Klaagster heeft daartoe nog aangevoerd als volgt.

Voordat klaagster naar de kliniek ging, had zij met meerdere klinieken gesproken en op internet gekeken. In de kliniek heeft zij met de secretaresse besproken wat haar wensen waren en wat mogelijk was. Klaagster wilde een ronde prothese; zij wilde van cup B naar D.

Voor de operatie heeft verweerder haar gezien en haar verteld dat de protheses achter de spier zouden komen. Vanaf het moment dat zij na de operatie bijkwam heeft zij geklaagd dat de cupmaat te klein was.  

Toen klaagster door het spuitje wegraakte, heerste er paniek; ‘de zuster’ kwam zelfs naar buiten om aan haar zoontje vragen of hij soms een zakje chips had om het zoutgehalte omhoog te krijgen. Verweerder is toen niet bij haar komen kijken.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft, kort en zakelijk weergegeven, het navolgende als verweer naar voren gebracht.

Tot aan het indienen van de klacht heeft klaagster nimmer pijnklachten of esthetische klachten geuit. De door verweerder verrichte ingreep was een compleet ongecompliceerde operatie met een normaal postoperatief verloop. Het gebruikte implantaat en het volume zijn vooraf met klaagster besproken. Na de ingreep vond klaagster de cupmaat niet groot genoeg. Het ging met name om het feit dat er een C-cup was in plaats van een D-cup. Er is 325cc geplaatst, hetgeen in de meeste gevallen tot een D-cup leidt. Een prothese met een groter cc geeft meer risico’s op kapselvorming, rimpeling, voelbaarheid en migratie van de prothese. Deze aspecten zijn door verweerder met klaagster besproken. Verweerder heeft haar geadviseerd om te wennen aan haar nieuwe borsten en meer dan een jaar te wachten met een eventuele upgrade.

Het verhaal over de daling van de bloeddruk is tussen 2007 en 2009 nooit ter sprake gekomen. Tijdens de operatie zijn de bloeddruk, ECG en saturatie bijgehouden. Er was geen sprake van bijzonderheden. Het is normaal dat er een wat lagere bloeddruk is bij zo’n operatie. Deze bleef echter binnen de normen, rekening houdend met het feit dat klaagster nuchter was. Na de operatie is er een infuus met zoutoplossing aangelegd.  Verweerder is er zeker van dat er niets bijzonders aan de hand was en dat er sprake was van een normaal postoperatief verloop.

5. De overwegingen van het college

Vast is komen te staan dat klaagster een D-cup wenste en dat is afgesproken dat protheses van 325cc zouden worden geplaatst. Uitgangspunt was dat deze hoeveelheid een D-cup zou opleveren. Duidelijk is dat de operatie geen D-cup heeft opgeleverd. De klacht daaromtrent kan echter naar het oordeel van het college niet slagen, nu de operatie een inspanningsverplichting betreft en geen resultaatsverplichting.

Op grond van de inhoud van het medisch dossier in combinatie met de mededeling van verweerder dat bij klaagster een infuus met zoutoplossing is aangelegd, is het college van oordeel dat de operatie ook postoperatief normaal is verlopen en dat van het ontbreken van toezicht of zorg geen sprake is geweest. De bloeddruk is steeds vanaf het moment dat om 16.00 uur Dipidolor werd gegeven, genoteerd. Na een daling van de bloeddruk is (kennelijk) een infuus gegeven, waardoor de bloeddruk zich herstelde. Dat de daling van de bloeddruk de moeder van klaagster heeft beangstigd is begrijpelijk, maar brengt niet mede dat verweerder te dezen nalatig heeft gehandeld.

De klacht over het litteken en de gevoelloosheid van de borsten is naar het oordeel van het college onvoldoende onderbouwd. Bovendien behoren deze gevolgen tot de risico’s waarover klaagster is geïnformeerd.

Het college is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, prof. mr. F.C.B. van Wijmen,

als lid-jurist, dr. C.W.G.M. Frenken, dr. P.M. Netten en dr. E.C.M. Bollen, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter