ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0445 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09233

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0445
Datum uitspraak: 21-07-2010
Datum publicatie: 21-07-2010
Zaaknummer(s): 09233
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt dat de machtiging die klager aan verweerder heeft gegeven over het verstrekken van informatie aan de verzekering van klager, te algemeen was gesteld en verweerder op basi daarvan geen, althans te veel informatie heeft verstrekt. Verweerder heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Het RTG is van oordeel van verweerder in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld binnen de ruimte die hem was gegeven en dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.  

Uitspraak: 21 juli 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 december 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mr. D.Tiethof te Margraten

tegen:

C

huisarts

werkzaam te D

wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. O.L. Nunes te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         een brief met bijlage van de gemachtigde van klager van 7 juni 2010.

 De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 11 juni 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager had een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij F (hierna: de verzekeraar) ingaande 15 november 1999. In juli 2007 meldde hij zich bij de verzekeraar met lage rugklachten, volgens klager ontstaan op 14 mei 2007 bij het afstappen van een trap

Bij brief van 14 september 2007 vroeg de verzekeraar  verweerder als huisarts van klager om  informatie over deze rugklachten te verstrekken. In de brief wordt vermeld dat klager bij de verzekeraar een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft, dat de rugklachten naar mededeling van klager ontstaan zouden zijn op 14 mei 2007 en dat bij controle door de adviserend arts van de verzekeraar klager had gezegd dat hij al langere tijd rugklachten had. Bij de brief was een door klager getekend machtigingsformulier d.d. 8 augustus 2007 gevoegd. Daarin machtigde klager de verzekeraar om informatie te verstrekken. Op het formulier staat vermeld dat de informatie nodig is om het recht op uitkering in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering te beoordelen.

Verweerder reageerde bij brief van 19 september 2007 als volgt:

“Patiënt bezocht op 16 mei 2007 mijn spreekuur wegens rugklachten die op dat moment nog geen definitieve diagnose toestonden. Op 21 mei werd röntgenonderzoek verricht: zie bijgaand verslag. Ik heb patiënt na 16 mei 2007 niet meer gezien. Voor een eerder consult naar aanleiding van rugklachten moet ik teruggaan naar 1999 en 2000.”.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is van mening dat verweerder is tekortgeschoten in zijn informatieplicht en zorgplicht jegens klager, nu de medische machtiging d.d. 8 augustus 2007 gecombineerd met de brief van 14 september 2007 van de verzekeraar geen ruimte bood om informatie te verstrekken van acht jaar geleden.

De verzekeraar verzocht om informatie omtrent de uitval vanaf juli 2007, waarbij nog werd opgemerkt dat de uitval was ontstaan op 14 mei 2007. Als de verzekeraar informatie wenste over rugklachten vóór 14 mei 2007, had zij dat in de machtiging moeten opnemen. Dat is niet gebeurd, zodat het de huisarts niet vrijstond om de informatie van acht jaar geleden vrij te geven.

Bovendien bood de machtiging zelfs niet de ruimte om de informatie over de rugklachten vrij te geven, nu het onderwerp niet was ingevuld. Het had op de weg van verweerder gelegen bij klager te informeren of hij inderdaad toestemming gaf gegevens omtrent de rugklachten vanaf mei 2007 vrij te geven.

De gevolgen voor klager zijn zeer groot; de rug is uitgesloten van de verzekering en klager heeft de reeds ontvangen uitkering terug moeten betalen.

4. Het standpunt van verweerder

Niet kan worden aangenomen dat sprake is van handelen als omschreven in artikel 47 Wet BIG.

Het verzoek om medische informatie van de medisch adviseur van de verzekeraar had betrekking op een door klager bij die verzekeraar gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering. De medisch adviseur gaf bij zijn verzoek aan met welk doel hij de informatie vroeg en over welke gegevens hij beschikte. Hij vermeldde dat klager bij hem had aangegeven al langere tijd lage rugklachten te hebben. Hij stelde gerichte vragen en de machtiging was zodanig ruim geformuleerd dat verweerder de gevraagde informatie mocht verstrekken. Verweerder heeft zich daarbij beperkt tot het verstrekken van relevante medische informatie van feitelijke aard, die aansloot bij de vraagstelling.

Verweerder heeft vernomen dat de verzekeraar de polis met klager op grond van strijd met de mededelingsplicht bij het aangaan van de polis heeft beëindigd, omdat klager bij het invullen van de bij de aanvraag behorende gezondheidsverklaring niet had vermeld dat hij enkele dagen tevoren verweerder had geraadpleegd in verband met rugklachten.

5. De overwegingen van het college

Een hulpverlener behoeft toestemming van de patiënt voor het verstrekken van inlichtingen over de patiënt aan derden (art. 7:457 BW).

Deze toestemming kan blijken uit een daartoe strekkende machtiging, in dit geval een door klager getekend toestemmingsformulier. Deze formulieren moeten voldoende specifiek aangeven voor welke gegevensoverdracht de patiënt toestemming verleent en met welk doel. Schriftelijke toestemmingsformulieren met een te brede of algemene toestemming zijn doorgaans onvoldoende basis voor het verstrekken van specifieke, privacygevoelige gegevens.

Bij een verzoek om informatie geldt in algemene zin het volgende.

De aanvrager geeft aan met welk doel hij gegevens opvraagt en, voor zover van toepassing, over welke gegevens hij al beschikt. De aanvrager stelt voorts gerichte vragen met betrekking tot de gegevens die hij dient te verkrijgen. De behandelend arts beperkt zich tot het beantwoorden van de gerichte vragen waarbij hij slechts relevante medische informatie van feitelijke aard verstrekt (zie de toelichting op 3.2 en 3.1 van de Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens).

Het college zal de klacht tegen de achtergrond van deze regels toetsen.

Het college volgt niet de stelling van klager dat de machtiging in combinatie met de brief van 14 september niet de ruimte bood om informatie (over rugklachten) te verstrekken van acht jaar geleden. Bij rugklachten zijn klachten die zich acht jaar geleden hebben voorgedaan in het algemeen niet zonder relevantie, en in dit geval was de relevantie expliciet, nu in de brief van 14 september werd medegedeeld dat klager bij de adviserend arts had medegedeeld dat hij al langer rugklachten had.

Het college volgt klager evenmin waar hij stelt dat het verzoek van de verzekeraar betrekking had op informatie vanaf juli 2007, nu dat in de brief van de adviserend arts niet valt te lezen. Gelet op de mededeling dat klager bij de adviserend arts had gezegd dat hij eerder rugklachten had gehad, zou het niet vermelden van de eerdere klachten verweerder het verwijt hebben kunnen opleveren, dat hij niet de (hele) waarheid had medegedeeld.

Vervolgens voert klager nog aan dat de machtiging zelfs niet de ruimte bood om de informatie over de rugklachten vrij te geven, nu het onderwerp niet was ingevuld en verweerder daarom aan klager toestemming had moeten vragen om enige informatie over zijn rugklachten te geven.

In beginsel is dit standpunt juist. De machtiging zelf was slechts in zoverre specifiek gericht dat daaruit bleek dat het ging om het recht op uitkering in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dit is te algemeen gesteld en kan daarom in het algemeen geen toestemming opleveren om informatie over rugklachten van klager aan derden te verstrekken. In dit geval had verweerder echter klager wegens rugklachten op consult gehad en hoefde hij, mede in samenhang met de brief van 14 september, niet eraan te twijfelen dat de machtiging op de rugklachten van klager betrekking had.

Wel had het zeker aanbeveling verdiend om klager over de inhoud van de machtiging te consulteren, voordat de informatie werd verstrekt, maar gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden is geen sprake van een tekortkoming van een zodanig gewicht, dat een tuchtrechtelijke correctie op zijn plaats is.

Dat de gevolgen voor klager verstrekkend zijn geweest, kan verweerder niet worden verweten; gelet op hetgeen verweerder hieromtrent onweersproken heeft doen aanvoeren, dienen deze gevolgen voor rekening van klager te blijven.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, voorzitter, J.D.M. Schelfhout en M. Bonnet als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2010 in aanwezigheid van de secretaris.