ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0420 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0999a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0420
Datum uitspraak: 07-07-2010
Datum publicatie: 07-07-2010
Zaaknummer(s): 0999a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is geopereerd aan een blindedarmontsteking. Zij verwijt verweerster, chirurg, niet te hebben ingezien dat het abces voor grote complicaties kon zorgen; klaagster is ten onrechte op de short stay afdeling geplaatst. Het college oordeelt dat de operatie goed is verlopen en dat er op dat moment geen aanwijzingen waren voor perforatie of abcesvorming. Verweerster behoefde daarom geen ander dan het normale beleid te voeren. De klacht is ongegrond.    

Uitspraak: 7 juli 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 mei 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

chirurg

werkzaam te D

wonende te E

verweerster

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek en de aanvulling daarop

-         afschrift van het medisch dossier.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 26 mei 2010 behandeld. Klaagster was met bericht afwezig. Aanwezig waren verweerster en haar gemachtigde. Het verweer is nader toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 13 januari 2009 is klaagster op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis, waar verweerster werkzaam is, gezien door een chirurg in verband met pijnklachten in de rechter onderbuik. Naar aanleiding van het onderzoek werd klaagster aangemeld voor een diagnostische laparoscopie. Deze werd op diezelfde dag door verweerster verricht. Gelet op de bevindingen werd de ingreep geconverteerd in een klassieke appendectomie. De operatie is zonder problemen verlopen. Klaagster werd na de operatie op de short stay afdeling geplaatst. Op 14 januari 2009 kreeg klaagster koorts met een gevoelige onderbuik. Zij werd met Augmentin via een infuus behandeld. Op 17 januari 2009 is zij ontslagen. Op 19 januari 2009 is klaagster poliklinisch gezien door een collega chirurg in verband met een wondinfectie. Op 20 januari 2009 heeft verweerster klaagster gezien, waarbij zij de hechtingen heeft verwijderd, de roodheid ter hoogte van de rechter flank heeft afgetekend en de wond heeft gespoeld. Klaagster kreeg opnieuw Augmentin, toen in tabletvorm. Klaagster is op 26 januari 2009 voor het laatst op de poli gezien.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt - kort en zakelijk weergegeven – verweerster dat zij niet heeft ingezien dat het abces voor grote complicaties kon zorgen en dat zij kort na de operatie niet heeft onderkend dat klaagster niet geschikt was voor een verblijf op de short stay afdeling.

Klaagster voert daartoe met name het navolgende aan.

Meteen na de operatie, toen klaagster wakker werd uit de narcose, is haar door een chirurg, niet zijnde verweerster, verteld dat er hoogstwaarschijnlijk een abces in de wond zat. Verweerster zag daar blijkbaar geen enkel probleem in en heeft klaagster via de normale weg op een short stay afdeling laten plaatsen. Klaagster heeft een ellendige tijd in het ziekenhuis achter de rug.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft - zakelijk weergegeven – het navolgende verweer gevoerd.

De operatie is zonder problemen verlopen. Er waren geen aanwijzingen voor perforatie of abcesvorming zodat er geen noodzaak was een ander dan het normale beleid te voeren. Verweerster heeft geen bemoeienis gehad met de plaatsing van klaagster op de short stay afdeling. Dat is op de SEH in overleg met het bureau opname geregeld. Verweerster heeft klaagster vanaf de operatie tot 20 januari 2009 niet meer gezien. Toen klaagster op 20 januari 2009 door verweerster op de polikliniek werd gezien, heeft verweerster adequaat gehandeld.

5. De overwegingen van het college

Op grond van de inhoud van het medisch dossier is het college van oordeel dat de operatie, waarbij sprake was van een beginnende appendicitis, op 13 januari 2009 goed is verlopen.

Niet is gebleken dat verweerster in de periode vanaf de operatie tot 20 januari 2009 bij de behandeling van klaagster betrokken is geweest. Ook bij de behandeling op 20 januari 2009 heeft verweerster naar het oordeel van het college goed en adequaat gehandeld.

Het college merkt in dit kader op dat de zich in het medisch dossier bevindende bloeduitslagen uitwijzen dat er geen sprake was van een (zich ontwikkelend) buikabces. Een wondabces treedt na een appendectomie trouwens pas na enige dagen op. De kans dat een dergelijk wondabces ontstaat, is 7%. Op dat risico wordt vóór de operatie gewezen. Mogelijk stond klaagster deze voorlichting voor ogen toen zij in haar klacht stelde dat haar direct na de operatie is medegedeeld dat er waarschijnlijk een abces in de wond zat.

Nu de operatie goed was verlopen en er toen geen aanwijzingen voor perforatie of abcesvorming waren, behoefde verweerster geen ander dan het normale beleid te voeren.

Het college is dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, dr. G.H.M.I. Beusmans, dr. E.C.M. Bollen en L. Relik-van Wely als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr.dr. J.C. Out als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2010 in aanwezigheid van de secretaris.