ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0356 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09160

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0356
Datum uitspraak: 09-06-2010
Datum publicatie: 09-06-2010
Zaaknummer(s): 09160
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: volgt

Uitspraak: 9 juni 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 30 juni 2009 bij het tuchtcollege Amsterdam ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 2 september 2009, van:

A

verblijvende te B

klager

tegen:

C

psychiater

werkzaam te D

verweerster

gemachtigde mr. J.C.C. Leemans te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en een aanvulling hierop

-         het verweerschrift

-         de repliek en een aanvulling hierop

-         de dupliek.

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 28 april 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerster was werkzaam bij het forensisch psychiatrisch centrum, ten tijde dat klager daar gedwongen verpleging in het kader van TBS onderging.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerster heeft over klager een diagnose/ advies uitgebracht zonder hem te hebben gezien of gesproken. Het advies had verregaande consequenties, omdat klager vanaf 19 juni 2009 in afzondering moest zitten.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft, behoudens het op verzoek voorschrijven van slaapmedicatie, geen psychiatrische inhoudelijke behandelingen ten aanzien van klager verricht.

De psychiater kan bij separatie een adviserende rol hebben. Hij is echter niet eindverantwoordelijk. Het advies van verweerster strekte niet zozeer tot afzondering als wel tot overplaatsing. Dit gezien het groepsontwrichtende karakter van klager en zijn opstelling jegens het team en medepatiënten, waarbij klager in toenemende mate dreigend en intimiderend werd. Daarom was het van belang klager over te plaatsen. De directie besloot echter aan klager in eerste instantie een kamerprogramma op te leggen, hem vervolgens af te zonderen, later te separeren en uiteindelijk over te plaatsen.

5. De overwegingen van het college

Niet is gebleken dat verweerster andere relevante handelingen heeft verricht dan haar advisering rond de veiligheid van personeel en medepatiënten op of omstreeks 19 juni 2009.

Een door verweerster aan diegenen die verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid van personeel en medepatiënten in dat kader gegeven advies, noopt niet zonder meer tot het zien of spreken van klager voordat het advies wordt gegeven. Het college vermag niet in te zien, waarom verweerster in het onderhavige geval, waarin zij volgens het protocol een adviserende rol kan hebben, tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. Dat oordeel wordt niet anders als, zoals in dit geval, na de advisering een maatregel jegens klager is genomen.

De klacht is kennelijk ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, voorzitter, jhr. A.M. van Nispen tot Pannerden en M.Ch. Doorakkers als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. J.C. Out, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010 in aanwezigheid van de secretaris.