ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0334 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09132b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0334
Datum uitspraak: 02-06-2010
Datum publicatie: 02-06-2010
Zaaknummer(s): 09132b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 2 juni 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 juli 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

fysiotherapeut

werkzaam te D

wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de daarbij behorende CD-rom

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 31 mei 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster had hevige rugklachten, in verband waarmee zij zich tot haar huisarts wendde. Deze verwees haar voor manuele therapie naar verweerder, die haar in december 2005 heeft behandeld. In totaal is zij door verweerder en een collega vier keer behandeld. In januari 2006 werd bij beeldvormend onderzoek een inzakkingsfractuur L4 rechts van een dekplaat geconstateerd. In februari 2006 is bij klaagster osteoporose geconstateerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerder heeft bij klaagster een onjuist behandeling toegepast, zonder kennis van de oorzaken van de klachten.  Tijdens de eerste behandeling heeft verweerder de rug van klaagster gekraakt. Dit voelde niet goed en daarom heeft zij verweerder gevraagd dit niet meer te doen. De behandeling door verweerder heeft tot een wervelbreuk geleid.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft tijdens de eerste behandeling uitgebreid onderzoek gedaan en hij heeft, na toestemming van klaagster, de thoracale niveaus van T8 en T10 gemanipuleerd. Er waren geen contra-indicaties voor deze behandeling aanwezig. Verweerder heeft niet op de L4 gemanipuleerd. Voor en direct na de behandeling heeft klaagster geen pijn aangegeven.

5. De overwegingen van het college

De behandeling van verweerder wijkt niet af van normaal fysiotherapeutisch c.q. manueeltherapeutisch handelen bij aspecifieke lage rugklachten. Bij het eerste consult waren er geen aanwijzingen voor het bestaan van een zeer ernsige osteoporose, die aanleiding hadden moeten geven tot het niet-behandelen van klaagster en terugverwijzen naar haar huisarts. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan het niet verantwoord was om de door verweerder omschreven behandeling toe te passen zonder dat verweerder beschikte over beeldvormend onderzoek. Dat er enig verband is tussen de later geconstateerde inzakkingsfractuur en de behandeling door verweerder is niet komen vast te staan en is ook niet aannemelijk geworden, waarbij het college nog opmerkt dat een dergelijke inzakking bij osteoporose al door een zeer gering trauma, bijvoorbeeld door het verkeerd nemen van een traptrede, kan ontstaan.

De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, voorzitter, J.L. Keyzer en L.F. van Dis als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter