ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0323 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0973

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0323
Datum uitspraak: 26-05-2010
Datum publicatie: 26-05-2010
Zaaknummer(s): 0973
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 26 mei

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 april 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mw. mr. A.B. Noordhof te Roermond

tegen:

C

psychiater

werkzaam te D

Verweerder

gemachtigde mr. R.L.A. Conijn te Rosmalen

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvullingen daarop

-         het verweerschrift en de aanvulling daarop

-         de repliek en de aanvullingen daarop

-         de dupliek en de aanvullingen daarop

-         proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 12 april 2010

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is werkzaam bij een GGZ-instelling, waar in oktober 2007 de intake van klager als patiënt plaatsvond. Verweerder is bij klager betrokken geweest tot september 2008. Na de intake is klager nog twee keer verschenen, voor het overige is gecommuniceerd via fax.

Eerder heeft klager dezelfde klacht ingediend en deze vervolgens ingetrokken, waarop het college heeft beslist dat de behandeling van de klacht werd gestaakt.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager niet serieus te nemen, geen behandelplan op te stellen, onjuist te diagnosticeren en zich slechts met het verminderen van medicatie bezig te houden.

4. Het standpunt van verweerder

De conclusie van het intakegesprek was dat sprake was van een persoonlijkheidsstoornis. Verder gaf klager aan dat hij veel last had van angst- en spanningsklachten. Bij de intake zijn afspraken gemaakt over het verstrekken en afbouwen van medicatie.

Klager hoogde de doseringen op en kwam dan aan het einde van de week tekort, zodat hij een beroep moest doen op de dienstdoende psychiater. De contacten waren vooral gericht op het verwerven van receptuur.

Van februari tot september 2008 zijn er contacten geweest met huisarts, crisisdienst en apotheker om een plan te maken voor het gebruik van benzodiazepines. Dat is niet gelukt omdat daarvoor de aanwezigheid van de patiënt is vereist.

5. De overwegingen van het college

Het college zal klager, hoewel hij de klacht eerder heeft ingediend en ingetrokken, ontvankelijk verklaren, nu van misbruik van het klachtrecht niet is gebleken.

Het college is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Voor het college is aan de hand van de stukken duidelijk dat klager voor verweerder een moeilijk grijpbare patiënt was; gelet op de omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het beleid van verweerder, meer specifiek het aan de hand van de bij de verweerder bekende gegevens gevoerde medicatiebeleid, niet adequaat was.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, A. de Jong en

dr. E.D.M. Masthoff, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders, als secretaris , en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.