ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0318 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09155

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0318
Datum uitspraak: 26-05-2010
Datum publicatie: 26-05-2010
Zaaknummer(s): 09155
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klaagster is op zesjarige leeftijd aangereden, als gevolg waarvan zij bekkenletsel heeft opgelopen. Daarnaast bestonden bij klaagster psychische klachten waaronder een aversie tegen lichamelijk onderzoek door welke arts in welke vorm dan ook. In het kader van een verzoek van klaagster een Wajong-uitkering te krijgen heeft verweerder op verzoek van het UWV in januari 2007 klaagster gehoord en gezien. Klaagster is van mening dat verweerder tekort is geschoten in c.q. gehandeld heeft in strijd met hetgeen van hem als arts mocht worden verwacht doordat hij conclusies heeft getrokken terwijl het onderzoek niet volledig heeft kunnen plaatsvinden en daarbij ten onrechte heeft aangenomen dat klaagster wordt beperkt door haar overgewicht. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Uit het dossier en hetgeen tijdens de behandeling van de zaak naar voren is gebracht is naar het oordeel van het college gebleken dat verweerder binnen de hem door het UWV gegeven opdracht een, gelet op de omstandigheden, gedegen en zorgvuldig onderzoek heeft verricht.De klacht wordt dan ook ongegrond bevonden.  

Uitspraak: 26 mei 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 18 augustus 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde: mr. H.G.M. Hilkens te Echt

tegen:

C

orthopeed

wonende en werkzaam te D

verweerder

gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brief met bijlagen d.d. 6 januari 2010 van de gemachtigde van verweerder

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 14 april 2010 behandeld. De gemachtigde van klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is op 23 februari 1994 op zesjarige leeftijd aangereden, als gevolg waarvan zij bekkenletsel heeft opgelopen. Daarnaast bestonden bij klaagster psychische klachten waaronder een aversie tegen lichamelijk onderzoek door welke arts in welke vorm dan ook.

In het kader van een verzoek van klaagster een Wajong-uitkering te krijgen heeft verweerder op verzoek van het UWV op 5 januari 2007 klaagster gehoord en gezien. Klaagster leed toen aan ernstige adipositas. De rapportage van verweerder is gedateerd op 8 januari 2007. Klaagster heeft zich op 15 februari 2007 beroepen op een blokkeringsrecht. Op verzoek van het UWV heeft verweerder zijn rapport alsnog op 22 augustus 2007 ingestuurd en gereageerd op het commentaar van een medisch adviseur, welk commentaar door klaagster aan het UWV was verstrekt.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster is - kort en zakelijk weergegeven – van mening dat verweerder tekort is geschoten in c.q. gehandeld heeft in strijd met hetgeen van hem als arts mocht worden verwacht doordat hij conclusies heeft getrokken terwijl het onderzoek niet volledig heeft kunnen plaatsvinden en daarbij ten onrechte heeft aangenomen dat klaagster wordt beperkt door haar overgewicht. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij ondanks het beroep op het blokkeringsrecht de rapportage heeft doen toekomen aan het UWV. Ter toelichting is zijdens klaagster met name het navolgende aangevoerd.

Verweerder is volledig voorbijgegaan aan het gegeven dat het overgewicht in relatie staat met de gevolgen van het klaagster overkomen ongeval en derhalve wel een gevolg is van ziekte en/of gebrek. Röntgenonderzoek heeft duidelijk laten zien dat er verschil is tussen het linker en het rechter schaamgedeelte. De medisch adviseur geeft aan dat verweerder de gevolgen van het ongeval heeft onderschat.

Zijdens klaagster is omstandig betoogd waarom zij van mening is dat zij recht had op het uitoefenen van het blokkeringsrecht. In dat kader heeft klaagster gewezen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 19-02-2010.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft benadrukt dat het in casu ging om een expertise in het kader van een sociale verzekering. Bij het verrichten van de expertise heeft verweerder een checklist gebruikt, waaruit blijkt dat aan klaagster uitleg is gegeven over het kader waarbinnen de keuring plaats vond en dat door klaagster toestemming is gegeven voor het inwinnen van medische gegeven en het beantwoorden van eventuele vervolgvragen. Aan klaagster is uitgelegd dat het blokkeringsrecht niet van toepassing is.

Het onderzoek werd bemoeilijkt doordat klaagster zich weigerde uit te kleden. Bovendien had klaagster ernstige adipositas. De expertise heeft inclusief het maken van röntgenfoto’s meer dan drie uren geduurd. Verweerder heeft zijn onderzoek vooral gebaseerd op een uitgebreide anamnese en het langdurig observeren van klaagster. Bovendien heeft verweerder röntgenfoto´s laten maken. Op 8 januari 2007 heeft verweerder niet alleen overleg gevoerd met een collega orthopedisch chirurg, die de door verweerder getrokken conclusie onderschreef, maar ook met een radioloog, die het met de conclusies eens was. Op 12 januari 2007 is het concept rapport aan klaagster gezonden om daarop te kunnen reageren. Toen klaagster op 5 februari 2007 niet had gereageerd heeft verweerder op advies van de KNMG klaagster een termijn gesteld. Naar aanleiding van het beroep op het blokkeringsrecht heeft verweerder opnieuw advies aan de KNMG gevraagd. Aangegeven werd dat er geen sprake kon zijn van het blokkeringsrecht en dat het rapport naar het UWV gestuurd kon worden. Naar aanleiding van het verzoek van het UWV het rapport alsnog in te sturen heeft verweerder advies gevraagd aan de sector bestuursrecht van de Rechtbank Maastricht. Deze sector berichtte dat in casu het blokkeringsrecht niet van toepassing was. Op 21 augustus 2007 heeft verweerder in overleg met twee radiologen de oude en nieuwe foto’s uit het röntgendossier van klaagster beoordeeld. Geconcludeerd werd dat er sedert 1995 geen evidente wijzigingen meer waren behalve normale groei en dat er sprake was van een normaal bekken met minimale asymmetrie en van optimale genezing met nog geringe restafwijking in het os pubis. Er waren geen tekenen van stress in het bekken of de rug, evenmin van artrose. Verweerder heeft op de röntgenfoto geen relevant beenlengteverschil gezien.

Diezelfde dag heeft verweerder nog overleg gehad met een collega orthopeed, die het eens was met de getrokken conclusies. De juridische afdeling van het KNMG heeft aangegeven dat verweerder het rapport kon insturen en antwoord kon geven op latere vragen van het UWV.

Verweerder is van mening dat het uitgebreide onderzoek en de toetsing daarvan door andere medisch specialisten hebben geresulteerd in een goed onderbouwd rapport, waarvan de uitkomst bij klaagster kennelijk niet welkom was.

5. De overwegingen van het college

Tijdens de behandeling van deze zaak is in het kader van het gepretendeerde beroep op het blokkeringsrecht de door klaagster gememoreerde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep aan de orde geweest. De gemachtigde van klaagster heeft naar aanleiding daarvan aangegeven de daarop betrekking hebbende klacht niet langer te handhaven. Dit onderdeel van de klacht zal dan ook reeds van wege non persistit worden afgewezen.

Uit het dossier en hetgeen tijdens de behandeling van de zaak naar voren is gebracht is naar het oordeel van het college gebleken dat verweerder binnen de hem door het UWV gegeven opdracht een, gelet op de omstandigheden, gedegen en zorgvuldig onderzoek heeft verricht door geruime tijd te besteden aan de expertise, door nieuwe röntgenfoto´s te laten maken en deze ook in collegiaal overleg te beoordelen naast reeds in het röntgendossier voorhanden zijnde foto´s en door zijn conclusies door collega´s en radiologen te laten toetsen. Dat de uitkomst niet is wat klaagster ervan verwachtte, doet daaraan niet af.

Het onderdeel van de klacht die hierop betrekking heeft wordt dan ook ongegrond bevonden.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. E.C.M. Bollen, M. Bonnet en J.L.M. van Helmond, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. E.M. Suur als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.