ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0300 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0935

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0300
Datum uitspraak: 19-05-2010
Datum publicatie: 19-05-2010
Zaaknummer(s): 0935
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, plastisch chirurg, dat klaagster sinds een mini facelift last heeft van oorsuizen. Klaagster heeft voorts pas na herhaald vragen het medisch dossier ontvangen, wat onduidelijk was en niet compleet. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat er geen aanwijzing is voor een causaal verband tussen de ingreep en het oorsuizen. Verweerder heeft op verzoek van de manager van de kliniek het operatieverslag overgeschreven, wat niet had mogen gebeuren, maar waarbij geen kwade opzet bestond. Dat het dossier niet compleet zou zijn staat niet vast. De klacht is ongegrond.  

Uitspraak: 19 mei 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 maart 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster,

gemachtigde: mr. C. Prins

tegen:

C

plastisch chirurg

voorheen werkzaam te D

wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. L. Fedder te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en drie aanvullingen hierop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         een brief van klaagster d.d. 9 september 2009, met bijlage

-         een brief van klaagster d.d. 17 februari 2010, met bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 12 april 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder heeft op 19 mei 2008 bij klaagster een mini facelift uitgevoerd. Een week na de ingreep zijn de hechtingen verwijderd. Klaagster heeft in maart 2009 haar medisch dossier opgevraagd. Na herhaalde verzoeken en een bezoek aan de kliniek werd het dossier op 13 april 2009 aan klaagster toegezonden. In dat dossier staat: ‘operatieverslag bij dr. C.’ (verweerder). Op 17 april 2009 heeft klaagster per fax nogmaals haar dossier ontvangen. In dat dossier staat onder ‘operatieverslag bij dr. C een door verweerder met de hand geschreven verslag van de operatie op 19 mei 2008.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat zij vanaf de eerste dag na de ingreep in mei 2008 last heeft van oorsuizen, niet meer kan slapen, erg geïrriteerd en zeer moe is. Zij heeft op 23 en 30 maart 2009 haar medisch dossier opgevraagd, maar kreeg dit niet. Klaagster is vervolgens op 6 april 2009 naar de kliniek gegaan, maar kreeg ook toen het dossier niet mee. Op 13 april 2009 kreeg zij tenslotte het dossier, maar dat was incompleet. Op 17 april 2009 ontving zij nogmaals haar dossier maar dan inclusief operatieverslag. Volgens klaagster zijn er onduidelijkheden in het dossier en is het niet compleet.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder werkte in mei 2008 gedurende één dag per week als plastisch chirurg in de kliniek waar klaagster is geopereerd. Hij ontmoette klaagster voor het eerst op de dag van de operatie. Verweerder heeft van de operatie een verslag in het dossier gemaakt. Bij het verwijderen van de hechtingen een week na de ingreep waren er geen bijzonderheden. Klaagster was zeer tevreden. Er bestaat geen causaal verband tussen de door verweerder uitgevoerde oppervlakkige operatie en het oorsuizen, waar klaagster last van heeft. Verweerder heeft in december 2008 zijn werkzaamheden bij de kliniek beëindigd. Het dossier van klaagster bleef  in de kliniek achter. Verweerder kwam op 16 april 2009 naar de kliniek om zijn sleutels in te leveren. Toen heeft verweerder het door hem op 19 mei 2008 in het oorspronkelijke dossier genoteerde operatieverslag op aandringen van de nieuwe manager met de hand overgeschreven in een nieuw dossier. Dat verklaart waarom klaagster op 13 april 2009 een (nieuw) dossier kreeg zonder het operatieverslag en het geheel op 17 april 2009 vervolgens nog een keer, dit keer met het handgeschreven operatieverslag. Verweerder ziet in dat hij nimmer zijn medewerking aan het overschrijven had moeten verlenen.

5. De overwegingen van het college

Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het oorsuizen verband houdt met de door verweerder verrichte ingreep. Bij een mini facelift blijft men aan de oppervlakte. Het middenoor kan bij een ingreep als deze niet zijn beschadigd en de nervus acusticus is veel dieper in het bot gelegen. In de door klaagster overgelegde brief van de KNO-arts van 29 juli 2009 staat eveneens dat er geen aanwijzing is voor een causaal verband tussen de ingreep en het oorsuizen.

Het college neemt aan dat het dossier van klaagster in de kliniek is gebleven. Verweerder constateert terecht dat hij nimmer het operatieverslag had mogen overschrijven. Overschrijven van medische gegevens is alleen geoorloofd bij grote uitzondering en uitsluitend indien daarvoor een zeer goede reden bestaat. Alsdan dient bovendien het oorspronkelijk verslag te worden bewaard, zodat dit zo nodig met het overgeschreven verslag kan worden vergeleken.

Het college heeft geen behoefte om de verslagen met elkaar te vergelijken, nu verweerder aangeeft dat de overgeschreven tekst identiek is aan de oorspronkelijke tekst, hetgeen door klaagster niet wordt betwist. Verweerder voldeed aan het verzoek van de manager, teneinde klaagster over een compleet (nieuw) dossier te laten beschikken, zodat zij elders een second opinion kon inwinnen. Van kwade opzet aan de zijde van verweerder is niet gebleken.

Klaagster zegt dat zij het met verweerder over het oorsuizen heeft gehad. Dat wordt door verweerder ontkend en blijkt niet uit het dossier, zodat dit niet is komen vast te staan. Evenmin is komen vast te staan dat het dossier niet compleet zou zijn. Bovendien schrijft klaagster in haar mail aan de Inspectie d.d. 13 februari 2009 dat de nazorg prima was.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. P.J.M. Van Wersch als lid-jurist, H.L. de Boer, dr. O.J. Repelaer van Driel en dr C.W.G.M. Frenken als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.