ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0294 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0902b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0294
Datum uitspraak: 18-05-2010
Datum publicatie: 18-05-2010
Zaaknummer(s): 0902b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, tandarts, dat hij de rechter brug tegen haar wil in definitief heeft geplaatst op niet goed behandelde elementen. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college oordeelt dat ver weerder onweersproken heeft gesteld dat hij veel tijd en moeite heeft besteed aan de voorlichting van klaagster. Klaagster heeft weliswaar gesteld dat de rechter brug tegen haar wil in definitief is geplaatst, maar heeft dat op generlei wijze onderbouwd. Klacht ongegrond.    

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 januari 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

tandarts

werkzaam te D

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. drs. J. Versluis te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek en de aanvulling daarop

-         de dupliek en de aanvulling daarop

-         röntgenfoto’s, ontvangen van mr. Versluis

-         een brief van klaagster d.d. 29 september 2009

-         een brief van Tandtechnisch Laboratorium E d.d. 11 februari 2010

-         een brief van klaagster d.d. 23 maart 2010.

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen als kennelijk ongegrond.

De klacht is verwezen naar de zitting van 9 april 2010. Bij die gelegenheid waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Het standpunt van verweerder is toegelicht, waarbij de gemachtigde gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, die is overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster meldde zich in maart 2008 bij een tandprotheticus te F. Deze tandprotheticus heeft klaagster niet alleen verwezen, maar ook gebracht naar een tandtechnicus in G, die concludeerde dat klaagster in zijn praktijk niet behandeld kon worden.

De tandtechnicus heeft contact opgenomen met een tandarts in H met de vraag of hij bereid was klaagster te behandelen. Op 12 maart 2008 vond de behandeling plaats.

De tandarts heeft een OPG gemaakt en op grond daarvan en het klinisch onderzoek voorgesteld de radices relictae in de bovenkaak van element 14 te verwijderen, een kroon te maken op het element 47 en twee bruggen in de bovenkaak op het bestaande restgebit. De tandtechnicus zou de tandtechnische werkzaamheden verrichten. Alle radices zijn verwijderd; vervolgens zijn de preparaties voor de kroon en de bruggen gemaakt. Aan klaagster is een recept voor pijnbestrijding meegegeven. Klaagster heeft de volgende dag contact opgenomen met voormelde tandprotheticus omdat zij napijn had in de rechter bovenkaak. Op 16 juli 2008 heeft klaagster aangegeven niet meer door de tandarts behandeld te willen worden. Verweerder heeft toen bij klaagster de rechter brug definitief geplaatst en de brug voor de linker bovenkaak geprepareerd en afgedrukt. Op de vervolgafspraak van 30 juli 2008 is klaagster zonder opgaaf van reden niet verschenen. Inmiddels was klaagster op 26 mei 2008 voor een second opinion geweest bij een tandarts van een kliniek te F. Deze heeft bij brief van 9 september 2008 zijn bevindingen medegedeeld. Klaagster is bij hem in behandeling gegaan.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij de rechter brug tegen haar wil in definitief heeft geplaatst op niet goed behandelde elementen. Onder verwijzing naar de door klaagster in het geding gebrachte brief van de tandarts van voormelde kliniek, stelt klaagster dat verweerder de brug niet definitief had mogen plaatsen, met name niet omdat de elementen niet goed behandeld waren en er nog sprake was van wonden en verzweringen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - kort en zakelijk samengevat – het navolgende aangevoerd.

Verweerder heeft de brug in de rechter bovenkaak terecht bij klaagster definitief geplaatst; er waren op dat moment niet zodanige pijnklachten dat niet tot plaatsen kon worden overgegaan. Klaagster had veel vragen en verweerder heeft uitgebreid de tijd genomen die te beantwoorden en haar een en ander uit te leggen. Langer wachten met de definitieve plaatsing en de brug met noodcement laten zitten, zou het risico op het ontstaan van secundaire cariës doen toenemen. De door de tandarts van voormelde kliniek gemaakte foto´s hebben allemaal betrekking op de noodbrug in de linker bovenkaak. De randaansluiting is hiervan niet optimaal, reden waarom verweerder de preparaties heeft aangepast en een nieuwe afdruk heeft gemaakt. Er is meermaals getracht contact te leggen, zowel telefonisch als per email, met de tandarts van de kliniek. Deze tandarts heeft nimmer contact met verweerder opgenomen.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat de inhoud van de brief van de tandarts van de kliniek te F niet als een second opinion kan worden beschouwd. De betreffende tandarts heeft klaagster behandeld en heeft zich niet aan het in de tandheelkunde gebruikelijke protocol voor second opinion gehouden door elk overleg met verweerder uit de weg te gaan.

Voorts is het college van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, niet is komen vast te staan dat de later bij klaagster gesignaleerde problemen door de behandeling van de tandarts, die klaagster vóór verweerder behandelde, zijn ontstaan. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij veel tijd en moeite heeft besteed aan de voorlichting van klaagster. Klaagster heeft weliswaar gesteld dat de rechter brug tegen haar wil in definitief is geplaatst, maar heeft dat op generlei wijze onderbouwd.

Het college acht de klacht dan ook ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter,

J.G.J.M. Niessen, R.G. van Eede, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. M. van der Hart, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter