ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0262 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09115

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0262
Datum uitspraak: 06-05-2010
Datum publicatie: 06-05-2010
Zaaknummer(s): 09115
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 6 mei 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 juni 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

tandarts

werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. I.M.I. Apperloo te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift  en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift en de aanvulling daarop

-         de repliek en de aanvulling daarop

-         de dupliek

-         de patiëntenkaart.

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 26 maart 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Vanaf medio 1988 was klager patiënt van verweerder.

Op 15 juni 2009 bezocht klager de praktijk van verweerder. Naar aanleiding van dit bezoek heeft klager op dezelfde dag tegen verweerder aangifte gedaan wegens mishandeling.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Toen klager in de stoel lag, heeft hij verweerder duidelijk gemaakt wat hij veranderd wilde zien. Klager is zelf specialist in het maken van kronen en brugwerk en wist precies wat hij wilde. Vervolgens zag klager dat verweerder, die achter hem zat, voor hem kwam staan en  heel hard begon te schreeuwen. Hij riep: ”Ik wil dit niet doen, weg uit mijn praktijk.” Verweerder greep klager vast en trok hem met geweld uit zijn stoel, hetgeen erg pijn deed. Toen klager uit zijn stoel kwam, sloeg verweerder hem met de rechtervuist tegen zijn rechterschouder.

Verweerder heeft het gebit van klager verprutst en hij heeft een rekening gestuurd, terwijl hij niets gedaan heeft.

4. Het standpunt van verweerder

Klager wilde dat zijn twee gave voortanden door verweerder zouden worden vervangen door kronen. Verweerder was daartoe niet bereid. Daarop ontspon zich een discussie, die steeds meer opliep. Omdat beide partijen op hun standpunt bleven staan, verzocht verweerder klager te vertrekken. Klager weigerde dat, waarop verweerder 112 heeft gebeld. Daarop is klager zeer snel vertrokken. Verweerder heeft niet gescholden, heeft geen lichamelijk geweld gebruikt en hij heeft klager ook niet verhinderd om te vertrekken.

De stelling dat verweerder het gebit van klager zou hebben verprutst, is uit de lucht gegrepen.

5. De overwegingen van het college

Voor het college is de door klager geschetste gang van zaken tijdens het bezoek van 15 juni niet komen vast te staan, nu verweerder deze gang van zaken gemotiveerd en onderbouwd met een verklaring van zijn assistente betwist.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Daarbij is van belang dat de lezing van klager niet door het patiëntendossier of anderszins wordt gestaafd.

Het voorgaande berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Dat verweerder het gebit van klager zou hebben verprutst, blijkt uit niets en het sturen van een rekening voor de bestede tijd is op zich niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

De klachten zijn daarom kennelijk ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, J.G.J.M. Niessen en R.F. Lamp, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter