ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0261 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09128

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0261
Datum uitspraak: 06-05-2010
Datum publicatie: 06-05-2010
Zaaknummer(s): 09128
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 6 mei 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 juli 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

tandarts

werkzaam en wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek en de aanvulling daarop

-         de patiëntenkaart en vijf röntgenfoto’s, ontvangen van klaagster

-         de brief van verweerder d.d. 27 maart 2010 met de patiëntenkaart van klaagster betreffende de behandeling

-         de reactie van klaagster hierop d.d. 7 april 2010

Van verweerder is, ondanks herhaald verzoek geen dupliek ontvangen. Tevens heeft verweerder nagelaten voorafgaande aan de zitting te reageren op brieven van de secretaris van het college van 8 december 2008 en 7 januari 2009, waarin hem werd verzocht de patiëntenkaart betreffende zijn behandeling van klaagster over te leggen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 26 maart 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig, zij het dat verweerder pas na aanvang van de behandeling verscheen. Ter zitting heeft verweerder toegezegd de patiëntenkaart aan het college te doen toekomen, aan welke toezegging hij heeft voldaan.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 2 augustus 2007 kwam klaagster via de spoedgevallendienst met flinke pijnklachten bij verweerder; haar eigen tandarts was twee weken wegens vakantie afwezig en zijn antwoordapparaat verwees naar verweerder. Verweerder stelde na het maken van een foto als diagnose dat klaagster een uitgebreid abces had rechts in de bovenkaak met uitbreiding in de fossa canina, uitgaand van een chronische parodontitis apicalis van de tanden 15, 16 en 17. Verder een parodontitis marginalis profunda van deze tanden.

Verweerder heeft het abces, na anesthesie, behandeld met een ruime incisie, waarna een behoorlijke hoeveelheid pus uitstroomde. Hij heeft een drainage geplaatst. Vervolgens heeft hij van de 15, 16 en 17  de vullingen uitgeboord. Daarna heeft hij, met toestemming van klaagster, de genoemde tanden getrokken.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Er heeft een onjuiste behandeling plaatsgevonden door verweerder tijdens een waarneming van de tandarts van klaagster op 2 augustus 2007. Verweerder heeft in één actie drie kiezen getrokken, terwijl de noodzaak zeer dubieus was. Met de tandarts van klaagster was afgesproken dat hij een kroon op een van de kiezen zou zetten.

Klaagster heeft kort daarna een klacht over verweerder ingediend bij NMT, maar deze klacht is niet behandeld met het onjuiste argument dat klaagster op een uitnodiging niet zou zijn verschenen. Klaagster heeft nooit een oproep gehad. Toen haar in november 2009 duidelijk werd dat de klacht daar niet zou worden behandeld, heeft klaagster een klacht bij het college ingediend.

4. Het standpunt van verweerder

De drie tanden waren de oorzaak van het abces; dat kan levensgevaarlijk zijn. De botafbraak en het daardoor veroorzaakte gebrek aan hechting waren dermate hoog dat die tanden helemaal los waren komen te staan en niet meer als pijlers voor een prothetische voorziening te gebruiken waren geweest. Het risico van een recidief van het abces bij het laten staan van de tanden was veel te hoog. Verweerder heeft de röntgenfoto, die het gebrek aan gezond bot aantoonde, als bewijs aan klaagster meegegeven.

Klaagster is het slachtoffer geworden van oncollegiaal gedrag van haar tandarts, die niet eens de moeite heeft genomen om bij verweerder de indicatie van zijn behandeling op te vragen en zonodig gezamenlijk een oplossing voor klaagster te vinden. Hij versluiert zijn wanprestatie en motiveert klaagster om onnodig een klacht tegen verweerder in te dienen.

Verweerder achtte en acht de ingreep medisch noodzakelijk; kennisneming van de röntgenfoto’s ter zitting van het college heeft hem in deze mening gesterkt.

5. De overwegingen van het college

Bij een waarneming geldt als uitgangspunt dat, behoudens noodzaak, geen irreversibele handelingen worden verricht, onder meer omdat, zoals ook in dit geval, geen kennis bestaat van de voorgeschiedenis. Dit uitgangspunt betekent dat het college zal onderzoeken of er een noodzaak bestond voor het extraheren van drie elementen.

Verweerder is de behandeling op adequate wijze begonnen door het nemen van een foto en vervolgens de ontsteking te behandelen door het maken van een incisie, het pus af te voeren en een drain aan te leggen. Voor het behandelen van de pijnklachten was dit voldoende. Eventuele vervolgbehandelingen hadden, nadat door het wegtrekken van de ten gevolge van de ontsteking aanwezige zwelling een beter zicht zou zijn ontstaan, enige dagen later kunnen worden bezien. Dit was zonder gevaar of risico voor klaagster mogelijk geweest. Het college vermag eens te meer niet in te zien waarom verweerder handelingen als het uitboren van de vullingen van drie kiezen heeft verricht, nu verweerder kennelijk van een wortelkanaalbehandeling heeft afgezien.

Het college acht het ernstig verwijtbaar dat verweerder vervolgens heeft besloten om de drie kiezen te extraheren. Dat hij daarover overleg met en instemming van klaagster heeft gehad doet daaraan niet af. Het ligt voor de hand dat klaagster instemt met een voorstel van de tandarts dat zij immers niet op zijn merites kan beoordelen. Het gaat hier om irreversibele handelingen die op dat moment niet noodzakelijk waren en waarvoor, ook achteraf, onvoldoende indicaties bestonden. De noodzaak is niet op te maken uit de door verweerder gemaakte foto. Ook is de noodzaak niet af te leiden uit de mobiliteit van de kiezen, nu bekend is dat een ontsteking als de onderhavige de mobiliteit van de kiezen bevordert. Uit de ter zitting getoonde röntgenfoto’s en het overige van de reguliere tandarts van klaagster afkomstige patiëntendossier blijkt dat klaagster weliswaar geen sterk gebit had, maar ook dat de toestand van het bot over een periode van ongeveer acht jaar stabiel was gebleven, mede door een behoorlijke verzorging door klaagster van haar gebit. Niet is aannemelijk gemaakt dat het nodig was op deze stabiele situatie, waarin de tandarts van klaagster nog het voornemen had om een kroon op de 16 te plaatsen,  zonder kennis van de voorgeschiedenis, een zo grove en irreversibele inbreuk te plegen als verweerder heeft gedaan.

Het college is van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Het college acht het passend aan verweerder de maatregel van berisping op te leggen. Het college zal om redenen aan het openbaar belang ontleend, bepalen dat de beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Nederlands Tandartsenblad.

6. De beslissing

Het college:

-         legt aan verweerder op de maatregel van berisping;

-         bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn geworden, zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Nederlands Tandartsenblad.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, J.G.J.M. Niessen en R.F. Lamp, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter