ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0256 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09156

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0256
Datum uitspraak: 03-05-2010
Datum publicatie: 03-05-2010
Zaaknummer(s): 09156
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, chirurg, dat hij klaagster bij een borstvergroting onvoldoende heeft geïnformeerd, dat een onjuiste diagnose is gesteld, geen nazorg is verleend, klaagster ten onrechte met open wonden heeft rondgelopen en dat zij een zwijgcontract heeft moeten tekenen. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat voorlichting en diagnose voldoende waren evenals de behandeling en nabehandeling. Het opleggen van de verplichting af te zien van juridische stappen en zich te onthouden van negatieve publiciteit is onzorgvuldig. Dit klachtonderdeel is gegrond. Volgt waarschuwing.  

Uitspraak: 3 mei 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 februari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag ingekomen klacht, die door het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven is ontvangen op 25 augustus 2009 van het Regionaal Tuchtcollege te Groningen, van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

chirurg

werkzaam te D

wonende te E (België)

verweerder

gemachtigde mr. J.C. Pels te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         originele foto’s van klaagster

-         medisch dossier

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 22 maart 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De standpunten zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 10 mei 2008 heeft klaagster de kliniek, alwaar verweerder werkzaam is, bezocht voor een consult in verband met een borstvergroting. Op 12 juli 2008 is klaagster door verweerder geopereerd, waarbij silicone cohesive gel protheses ( 330cc ) achter de borstspier zijn geplaatst. Deze ingreep verliep probleemloos. Op 26 juli 2008 werd klaagster door verweerder gezien naar aanleiding van een vochtlekkage rechts en pijn en zwelling links. Er was sprake van een prothese infectie. Verweerder koos vervolgens voor re-exploratie en verwijdering van de protheses.

Op 1 november 2008 vond een nieuwe operatie plaats, waarbij verweerder wederom protheses, nu van 310 cc, aanbracht. Bij de controle op 15 november 2008 waren er geen klachten en waren de wonden fraai. In de tweede week van december 2008 ontwikkelde klaagster een bulla (blaar) ter hoogte van de linker wond. Op 13 december 2008 heeft verweerder de bulla gepuncteerd. Op 20 december 2008 kwam klaagster op controle; de bulla was geslonken en rustig. De volgende dag was de bulla weer vergroot. Klaagster is naar een ziekenhuis in F gegaan; daar vond wederom een punctie plaats. Klaagster is een nacht in het ziekenhuis gebleven. De dag daarna heeft een plastisch chirurg klaagster medegedeeld dat de protheses verwijderd moesten worden. Ook bleek dat overleg had plaatsgevonden tussen die plastisch chirurg en verweerder. Die dag is er ook telefonisch contact geweest tussen klaagster en verweerder. Vervolgens is klaagster nog naar de Spoedeisende Eerste Hulp van een ziekenhuis in B geweest. Op 27 december 2008 zijn de beide protheses in de kliniek verwijderd. Alvorens dat plaatsvond, diende klaagster opnieuw een behandelovereenkomst te tekenen, waarin was opgenomen dat klaagster zou afzien van het voeren van een juridische procedure tegen verweerder of de kliniek of een van de artsen aangaande de onderhavige complicatie en dat klaagster en haar familie zouden afzien van het voeren van negatieve publiciteit via kranten, tijdschriften of internetmedia tegen verweerder of de kliniek of een van haar artsen. Op 29 december 2008 en 3 januari 2009 zag verweerder klaagster op controle. Daarna heeft geen contact meer plaatsgevonden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Het college destilleert uit het relaas van klaagster de navolgende klachten:

  1. verweerder is nalatig geweest in het verschaffen van de juiste informatie en in het stellen van de juiste diagnose;
  2. er is verzuimd een check-up te doen na de operaties;
  3. tegen haar wil heeft klaagster op 27 december 2009 een zwijgcontract moeten tekenen;
  4. klaagster heeft onnodig met open wonden rondgelopen.

Klaagster heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.

Ad 1. Bij het eerste consult is zij slechts door een consulente te woord gestaan, die haar vertelde welke implantaten gebruikt werden, welke risico’s zich konden voordoen, dat de implantaten nooit konden barsten en dat bij ontsteking de heroperatie door de kliniek betaald zou worden. Klaagster heeft verweerder wel even gezien, maar van onderzoek was geen sprake, zodat verweerder heeft gemist dat klaagster een sterk schilferende huid had, hetgeen naar latere mededeling van verweerder (mede) de oorzaak van de prothese infectie was.

Ad 2. Ondanks de toezegging is klaagster na de eerste operatie niet gebeld met de vraag hoe het met haar ging.

Ad 3. Voordat klaagster op 27 december 2008 werd geopereerd, moest zij eerst een contract tekenen, waarin stond dat zij de kliniek en verweerder nimmer zou aanklagen en dat zij en haar familie geen negatieve publiciteit zouden verspreiden over de kliniek en de aldaar werkzame artsen. Klaagster heeft aanvankelijk geweigerd te tekenen, doch toen duidelijk werd dat zij anders niet zou worden geopereerd, heeft zij dat alsnog gedaan.

Ad 4. Na de laatste operatie is de wond links niet gehecht. Bij de controle een week later meldde verweerder dat het beter was niet te hechten en dat de wond vanzelf zou dichtgroeien.

Ruim 5 weken later liep klaagster nog steeds ‘met een gat onder haar linker borst’.

Klaagster geeft aan van deze gang van zaken een enorm trauma te hebben overgehouden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - kort en zakelijk weergegeven - als verweer aangevoerd als volgt.

Ad 1. Verweerder heeft tezamen met de consulente klaagster preoperatief op 10 mei 2008 gezien. Hij heeft klaagster onderzocht, doch niet geconstateerd dat zij een schilferende huid had. Het kan zijn dat de huid toen in een rustige fase verkeerde. Klaagster is vooraf ingelicht over de risico’s van de ingreep en heeft een informed consent getekend.

Ad 2. Routinematig worden alle patiënten 1 tot 2 dagen na de ingreep via de belpoli gebeld. Dat is ook zo met klaagster gedaan. Dit wil niet zeggen dat klaagster ook bereikt kon worden.

Ad 3. De kliniek wordt sinds oktober 2008 geconfronteerd met een ontevreden ex-patiënte, die een negatieve publiciteitscampagne voert. Dit is de reden dat er aan de behandelovereenkomst de litigieuze alinea is toegevoegd. Verweerder ziet thans in dat zulks niet juist is.

Ad 4. De wond links is lege artis met opzet voor 10 à 15 % opengelaten, zodat deze zich kon draineren. Aan klaagster is ook expliciet medegedeeld dat het een tijdje kon duren vooraleer de wond geheeld zou zijn. Op 29 december 2008 zag verweerder klaagster op controle; de wonden waren rustig en klaagster had geen koorts. Op 3 januari 2009 zag verweerder klaagster terug en constateerde dat de heling vlot verliep.

Verweerder betreurt het dat klaagster het patiënt/arts contact heeft verbroken.

5. De overwegingen van het college

Over de vraag of verweerder klaagster tijdens het eerste consult heeft onderzocht verschillen partijen van mening. Het college onthoudt zich van een oordeel hieromtrent omdat het niet aangaat aan het standpunt van de ene partij meer geloof te hechten dan aan dat van de andere partij. Duidelijk is dat klaagster uitgebreid is voorgelicht, in elk geval door de consulente. Klaagster geeft nog aan dat zij verkeerd is voorgelicht omdat een prothese toch is gaan lekken. Vaststaat dat meerdere puncties zijn verricht vanwege de blaarvorming. Niet ondenkbaar is - zoals ook door verweerder ter zitting is geopperd - dat de prothese door een punctie is beschadigd en daardoor is gaan lekken. Dit kon bij de informatieverstrekking niet worden voorzien en houdt niet zonder meer in dat de voorlichting onjuist is geweest.

Onweersproken heeft verweerder gesteld dat routinematig alle patiënten 1 à 2 dagen na de operatie door de belpoli worden gebeld, maar dat niet zeker is dat zij ook bereikt worden.

Klaagster heeft gesteld dat zij niet gebeld is, waarmee zij kennelijk aangeeft dat zij niet bereikt is. Of er ook werkelijk niet gebeld is, valt niet te concluderen.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder juist gehandeld door de wond voor een gedeelte open te laten opdat drainage kon plaatsvinden. Verweerder heeft klaagster ook de reden van het openlaten meegedeeld. Klaagster heeft niet weersproken de stelling van verweerder dat de wonden op 29 december 2008 rustig waren en klaagster geen koorts had. Mogelijk is de tijd die met de heling gemoeid was klaagster tegengevallen.

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mede dat de klacht voor wat betreft de onderdelen 1., 2. en 4. ongegrond wordt bevonden.

Anders ligt het ten aanzien van onderdeel 3. van de klacht. Het onder dreiging van niet opereren opleggen van de verplichting af te zien van juridische stappen en zich te onthouden van negatieve publiciteit, een en ander als vermeld in de tweede behandelovereenkomst, acht het college een handelwijze die niet strookt met hetgeen van verweerder als zorgverlener mag worden verwacht. Dit onderdeel wordt gegrond bevonden. Het college is van oordeel dat de maatregel van waarschuwing te dezen passend is.

6. De beslissing

Het college:

-         Verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen en wijst die voor het overige af.

-         Legt de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman als voorzitter, prof. mr. F.C.B. van Wijmen als lid-jurist, H.L. de Boer, dr. H.A.M. Sinnige en G.B.W.M. Wensing als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

3 mei 2010 in aanwezigheid van de secretaris.