ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0212 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09190

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0212
Datum uitspraak: 14-04-2010
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): 09190
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 14 april 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 september 2009 bij het tuchtcollege te Den Haag binnengekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 22 oktober 2009, van:

A

verblijvende te B

klager

tegen:

C

arts

werkzaam te B

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

Ondanks herhaald verzoek heeft klager geen repliek ingediend.

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 3 maart 2010 in raadkamer besproken.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft een hepatitis-C-infectie. Hij is gevaccineerd voor hepatitis-A, maar nog niet verder behandeld. Verweerder verbleef in 2009 in de p.i te B.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij de verdere behandeling van de hepatitis-C-infectie steeds uitstelt en dat klager nu al een kleine drie jaar aan het lijntje wordt gehouden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft klager voor het eerst gezien op 6 februari 2009. Er bestond een indicatie tot behandeling, maar verweerder wilde in verband met de ouderdom van eerdere onderzoeksresultaten eerst nader onderzoek doen. Op verzoek van klager heeft verweerder de advocaat van klager telefonisch op de hoogte gesteld.

Verweerder zag klager terug op 3 april 2009. Acute behandeling was niet noodzakelijk. Omdat klager geen hepatitis-A had doorgemaakt moest hij conform de geldende richtlijnen hiervoor eerst gevaccineerd worden. Dat duurt zes maanden, waarna kan worden gestart met de behandeling van de hepatitis-C-infectie. Met klager is afgesproken dat hij zelf na de tweede vaccinatiespuit contact met het ziekenhuis zou opnemen, omdat niet zeker was waar klager na afloop van de betreffende zes maanden zou verblijven. Na het tweede consult is wederom met goedvinden van klager diens advocaat geïnformeerd.

Na 3 april 2009 heeft verweerder niet meer van klager vernomen. Nu de hepatitis-A vaccinatie heeft plaatsgevonden, kan klager contact opnemen voor verdere behandeling.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat verweerder geen onzorgvuldig handelen kan worden verweten. De stellingen van verweerder worden bevestigd in de door hem gemaakte handgeschreven aantekeningen van de beide consulten en zijn door klager niet weersproken. Nu er geen acute noodzaak tot verdere behandeling bestond, is verweerder op juiste wijze met de infectie omgegaan. Verweerder heeft voorts correct gehandeld door op verzoek van klager diens advocaat over de bevindingen te informeren.

Het college zal de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, H.C.T. Maassen en

A. de Jong, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010 in aanwezigheid van de secretaris.