ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09104

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0176
Datum uitspraak: 22-03-2010
Datum publicatie: 22-03-2010
Zaaknummer(s): 09104
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 22 maart 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 juni 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

psychiater

werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. A.V. Rijneke te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 10 februari 2010 in raadkamer besproken.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is als universitair docent en onderzoeker werkzaam in dienst van een universiteit en vanuit deze functie is hij op basis van detachering werkzaam als psychiater in een psychiatrisch ziekenhuis. Klaagster heeft daar als studente geneeskunde aan de universiteit stage gelopen. Verweerder is haar stagebegeleider geweest. Na afloop van de stage heeft in 2005 een afrondend gesprek plaatsgevonden, uitmondend in een schriftelijke (goede) beoordeling. Veel later, in 2007, heeft nog een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Over de inhoud daarvan verschillen zij van mening.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige schending van het beroepsgeheim, met persoonlijke en beroepsmatige schade.

Naar aanleiding van vragen van verweerder heeft klaagster hem medegedeeld dat zij onder behandeling was van een collega van verweerder wegens een DIS. Verweerder heeft beloofd vertrouwelijk met deze gegevens om te gaan. Later is klaagster gebleken dat verweerder de mededelingen van klaagster had  teruggekoppeld aan haar stagecoƶrdinator, daarmee zijn beroepsgeheim schendend.

4. Het standpunt van verweerder

Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht. Immers heeft hij niet gehandeld in zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar en bovendien is geen sprake geweest van individuele gezondheidszorg. Subsidiair meent hij dat hij niet in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld. Verweerder betwist dat hij in strijd met zijn beroepsgeheim heeft gehandeld. Hij heeft dat ook niet tegenover klaagster erkend. Hij heeft slechts gezegd dat het hem geen goed idee leek als klaagster opnieuw stage bij hem zou lopen, om reden dat het beter was om haar opgedane kennis door verschillende stagebegeleiders te laten beoordelen.

5. De overwegingen van het college

Als klaagster op instigatie van verweerder haar psychiatrische gegevens aan hem zou hebben onthuld en verweerder zou deze gegevens, zonder haar instemming, aan derden hebben verstrekt, dan kan deze situatie niet los worden gezien van het feit dat verweerder psychiater is en dan is tevens het belang van de individuele gezondheidszorg wel degelijk in het geding.

De klacht, zoals ter kennis gebracht aan het college, is daarom wel ontvankelijk.

Het college acht, gelet op de verschillende lezingen van de feiten door de partijen, de gegrondheid van de klacht echter niet aangetoond. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Het college komt daarom tot ongegrond bevinding van de klacht.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, dr. E.D.M. Masthoff en

L. Relik-van Wely, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. E.M. Suur, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2010 in aanwezigheid van de secretaris.